Mijn moeder klaagde van de week nog eens steen en been over dat ik vroeger altijd het naadje van de kous wilde weten. Vragen, vragen, vragen, het kende geen eind. Elk antwoord leverde alleen maar een nieuwe vraag op.
Mijn moeder wist niet meer wat ze moest antwoorden en als ze het een keer dacht te weten, dan kwam ik altijd weer met een nieuwe vraag, net zo lang tot ze toch weer met haar mond vol tanden stond. Eigenlijk net zo lang tot ze het niet meer wist.
Waarom? Waarom? Waarom? Het is een typisch kenmerk van hoogbegaafden: het vragen tot je een ons weegt.
Echter merkte mijn vader scherpzinnig op:
“Eén gek kan meer vragen dan duizend wijzen kunnen beantwoorden.”
Dus dan was ik toch gek? Of niet?
Dat mijn moeder het niet altijd wist, viel mij als kind ook al op. Een enkele keer kon ik mezelf betrappen op de ongezouten gedachte
“zucht, ze weet ook niks.”
Dat was natuurlijk niet zo. Ze wist best wel wat, maar ik wilde echt veel weten en ook zaken die gewoon moeilijk uit te leggen zijn.
Met mijn kinderen pak ik dat heel anders aan. Als zij een vraag hebben pak ik het hele onderwerp op en krijgen ze een uitgebreide lezing. Ook de dagen erna wijs ik ze nog op zaken die voorvallen, die met hun vraag te maken hebben. Zodat ze, zeker weten, een goed antwoord hebben op hun vraag.
Zo denk ik nog eens terug aan die keer dat de kinderen een vraag hadden over straatnamen: waarom straten namen hadden en waarom die allemaal anders waren. Dat was best een goede vraag en die kon ik natuurlijk alleen beantwoorden door de vraag door te trekken naar de wijken die ook een naam krijgen. Daarnaast krijg je de steden, de provincies, de landen, de werelddelen, de hele aarde, het universum, tot een punt waarop we het echt niet meer zeker weten, misschien zelfs wel de multiversums. Logisch toch???
Terwijl ik dus heel druk doende was met alles uitleggen en steeds meer informatie erbij op te zoeken en plaatjes te laten zien, zag ik mijn kinderen steeds verdwaasder kijken. Tot er eentje zei:
”Mama?”
”Ja lieverd?”
“Maar dat willen we allemaal helemaal niet weten.”
“Maar waarom dan niet? Je vroeg toch iets over straatnamen?”
“Ja, over straatnamen.”
”Ja, maar de onderverdeling van straatnamen maakt toch alleen maar deel uit van een groter geheel en hoe kan je het nu precies snappen als ik je niet het hele overzicht heb gegeven?”
“We denken dat we het al snappen hoor.”
Teleurgesteld: “Ow, okay.”
Met als gevolg dat mijn kinderen dus (te) weinig vragen stellen, uit angst dat ze een universitaire lezing krijgen van meer dan twee uur en drie weken later nog informatie over hun vraag toegeworpen krijgen.
Ik heb het in ieder geval wel een stuk rustiger dan mijn moeder het had, maar ik zal mijn best doen om voortaan beknopter antwoord te geven, ook als dat betekent dat ik met het prangende gevoel blijf zitten dat ik niet volledig genoeg was.