Sinds mijn zesde speel ik al schaak. Noem het stereotiep, maar het was voor mij een uitlaatklep voor mijn brein waar het onderwijs die niet kon bieden. Ik heb tot mijn veertiende getraind bij de juniorendivisie van de lokale schaakclub. Hierna betrad ik de seniorendivisie. Een ander stereotype aangaande het schaakspel toonde zich daar ook: mijn tegenstanders waren vooral heren op leeftijd, en ik zat daar als veertienjarige een beetje ongemakkelijk tussen.
Tijdens een van mijn Ă©Ă©rste wedstrijden sloeg ik de dame van mijn tegenstander van het bord. Toen mijn schaakmentor kwam kijken wat er voor commotie was, greep ik de gevallen koningin en toonde ik die triomfantelijk aan hem. Ik verwachtte dat hij trots zou zijn, maar hij berispte me.
“Dat moet je nooit doen, Erik. Dat is zeer respectloos tegenover je tegenstander. Verdien je eer door te winnen, niet door op te scheppen.”
Dit voorval, nu al ruim zes jaar geleden, is sinds kort weer een frequente bezoeker van mijn gedachtegangen. Niet alleen tijdens iedere schaakpartij waar ik een dergelijke winst boek, maar ook tijdens andere geleverde prestaties – telkens weerklinkt die stem in mijn hoofd. Als een permanente herinnering aan de waarde van nederigheid.
Wij leven in een wereld waar deze waarde steeds minder wordt erkend. Van de hoogste politieke podia tot de automonteur om de hoek, overal is iedereen meer aan het opscheppen dan aan het winnen. Het maakt blijkbaar niet meer uit of je presteert, zolang de mensen om je heen maar dénken dat je presteert. Imponeren vóór presteren.
Iedereen kent wel iemand met een iets te hoge dunk van zichzelf. Zo iemand die altijd de mond los heeft, maar die het als het erop aankomt laat afweten. Of iemand die altijd anderen loopt te bekritiseren – maar dan zelf in een vergelijkbare situatie dezelfde fouten maakt, of er een nog erger potje van maakt. Bepaalde namen schieten nu waarschijnlijk door je hoofd, maar laat ik daar maar niet verder op ingaan, dan zit ik hier namelijk met Kerst nog.
In deze tijd van sociale media, waarin elk onderdeel van ons leven openbaar kan worden gemaakt, lijkt het belangrijker dan ooit om een façade van succes en geluk voor te houden, terwijl je achter de schermen ineenstort. Je flink houden lijkt een volkssport. Ik ben juist van mening dat een open, meer sensitieve en begripvolle samenleving zal leiden tot meer succes en geluk dan die façades dat ooit kunnen.
Persoonlijk heb ik geen geheimen. Als iemand me iets vraagt – wat dan ook – dan krijgen ze een antwoord. Ik ga mezelf niet als iemand anders voordoen. Als iemand vraagt hoe het gaat, dan vertel ik hoe het gaat, ook – vooral – als het niet goed gaat. Hierdoor krijg ik meer ondersteuning en begrip dan wanneer ik mezelf flink houd. Het kan moeilijk zijn om jezelf zo kwetsbaar open te stellen, maar liever dat dan een rigide samenleving vol poserende maskers. Maar ik dwaal af.
De titel van dit artikel zegt het al: ere wie ere toekomt. Als je prestaties goed zijn, dan zal dat vanzelf worden erkend. Als je prestaties groots zijn, dan zal de wereld je op handen dragen. Maar met voordoen, façades, acteren, leugens… Daar komt niemand verder mee.
Je hoeft niet op te scheppen. Als je je eigen pad volgt, hoef je niet elke minuscule voortgang te vergroten tot arrogante proporties, dan hoef je de geslagen koningin niet te presenteren, hunkerend naar goedkeuring. Nee, dan leidt je succes je verder.
Ik heb sinds die dag in 2011 nooit meer opgeschept over een schaakpartij. Ook niet over hoge cijfers, of bezittingen, of mijn IQ. Elke keer als ik überhaupt iets van mijzelf adverteer, dan zeg ik eerst “Ik heb een hekel aan opscheppen, maar…”. Het is geen geweldige oplossing, maar het werkt voor mij. Het zorgt altijd voor die nederigheid. Wees de verandering die je wilt zien, nietwaar?
Oh, en die schaakpartij? Ik verloor hem. Twee beurten later gaf ik mijn toren weg. Lesje geleerd.