Daar zit ik dan. Afstudeerstage. Klaar met de schoolbanken, de stoffige lesstof, nu spant het erom: leuk dat je het allemaal weet, maar wat kan je ermee? Tijdens de voorbereidingen maakte ik me weinig zorgen. Ik had toch al eerder stage gelopen? Hoe anders kan dit nou zijn? Gewoon doen wat je weet en weten wat je doet, zoals een van mijn docenten zou zeggen. Hoe moeilijk kan het zijn?

Bijna mijn hele leven klonken dezelfde klanken. Goh jongen, wat ben je toch slim, je weet het allemaal zo goed. Als je zo doorgaat, ga jij een briljante carrière tegemoet. Al die lof kreeg ik gewoon voor niksen, eigenlijk. Een beetje toetsjes maken. Cijfers halen, dat kon ik als de beste. Leren, stampen, onthouden. Vraag en antwoord. Ik ben hier mijn hele leven lang voor beloond, geprezen, haast vereerd. Dit heeft mij aartslui gemaakt. Logisch ook: al mijn hele leven krijg ik schouderklopjes voor niksen, dus waarom zou ik dan wat doen?

Tijdens de laatste jaren van de middelbare school zei een docent tegen me:

“Jongen, je hebt het nu allemaal nog wel zo makkelijk, maar als je straks gaat studeren, dan piep je wel anders!”

Tsja, en toen begon ik met studeren en haalde ik alsnog de ene tien na de andere. Tuurlijk, het was wat meer leeswerk, wat minder stampen en wat meer logisch redeneren, maar alsnog niet bijster uitdagend. Mijn eerste stage, dat was spannend, maar uiteindelijk niet meer dan een volwassen versie van kleuren binnen de lijntjes. Ik rekende me al rijk, op weg naar mijn diploma, huppakee, voor mekaar. En nu zit ik hier.

Hier, in dit kantoor, dagenlang in mijn eentje documentjes wegtikken. Begrijp me niet verkeerd, het is een leuke opdracht, en ik heb het naar mijn zin, maar om nu te zeggen dat ik me voorbereid voel door al mijn schoolse werk, dat kan ik niet. Hier is geen stof om te stampen, geen simpel vraag-en-antwoordspel. Ik sta er nu alleen voor. Leuk dat ik het allemaal weet, maar wat kan ik ermee? Mijn hele leven heb ik alleen maar toetsjes hoeven maken om te bewijzen dat ik het kan, en nu moet ik me bewijzen zonder. Hoe dan?

Ik vertel het nu natuurlijk wat dramatisch, en in de realiteit ga ik me waarschijnlijk hier wel redden, maar ik voel het wel echt zo. Misschien is het waar wat ze zeggen, dat toetsen een vertekend beeld geven van de realiteit. En misschien heb ik dat ook altijd wel geweten, maar wilde ik het niet geloven. Op de middelbare, daar was ik de nerd, de jongen die het wel wist, die altijd de antwoorden wist en altijd de voldoendes haalde – en er dan alsnog over zeurde dat zijn cijfer te laag was. Hier ben ik kantoorknaapje #2867. Na jarenlang een comfortzone te hebben opgebouwd, zit ik nu hier, wetende dat mijn comfortzone voorgoed voorbij is. Alles begint weer van voren af aan. Er is een einde gekomen aan het hoofdstuk, nu echt. Nu begint het volgende deel van het boek. Het A4’tje van morgen staat alweer te wachten, en ik mag weer gaan tikken. Eng? Ja, natuurlijk, maar ook bevrijdend. Alles is mogelijk, de wereld staat voor me open, als ik mezelf maar bewijs.

Ach, hoe moeilijk kan het zijn?

© Tekst Erik van Beesten | Redactie Alice K. Burridge van Green Writing | Beeld via Unsplash | Stichting Hoogbegaafd!