In mijn praktijk merk ik vaak dat veel ouders nog de hand van hun kind vasthouden, uit angst voor slechte punten. Ze vragen toetsen op, controleren of ze alle huiswerk hebben gemaakt, maken hun planning, woordenlijsten, boekentas, pluizen voor taken uit wat er juist verwacht wordt van hen of zitten naast hen bij het studeren. Mooie dagelijkse resultaten.  “Knap gewerkt”, zegt de leerkracht.

Ik stel hen dan steeds enkele vragen: Wiens punten zijn het nu? Hoelang denk je dit vol te houden? Tot hun 16e, 18e, 25e jaar?

Tot welke leeftijd mag je je kind helpen bij huiswerk en toetsen? En wat houdt ‘helpen’ in? Moet je dan verwachten van een kind dat hij het helemaal alleen kan? Neen! De hersenen van een kind zijn nog niet in staat tot volledig zelfstandig werk, ook niet die van een vijftienjarige. Organiseren, plannen, structuur aanbrengen is bij een puber nog niet ontwikkeld. De onbestaande gemiddelde puber, uiteraard, de ene is hier al beter in dan de andere.

Het voor hem doen, dan maar?

Wanneer we een kind willen helpen, moeten we hem vooral begeleiden. Het voordoen maar niet voor hem doen. Hem bevragen en af en toe gewoon laten doen. Wanneer we tot in het middelbaar met onze kinderen blijven studeren, creëer je een omgeving van aangeleerde hulpeloosheid. Na een tijd raakt de motivatie om het zelf te proberen zoek. Hij raakt ervan overtuigd dat hij toch geen invloed kan uitoefenen op de omgeving. Bijvoorbeeld: waarom zou een kind eerst alles alleen studeren, als het straks gegarandeerd alles nog eens met mama en papa moet overlopen? Wanneer het dan fout loopt, is het zijn fout niet, want ze hebben hem opgevraagd!

En als we ze meer vrijheid geven, wat dan met de punten? Als coach maak ik me meer zorgen in een kind met allemaal tienen, dan in een kind met een zes.

Een deel van het groeiproces van een kind is zichzelf leren kennen. De eigen kennis en vaardigheden ontdekken, uitproberen welke invloed ze hebben op de omgeving (daar is ze, de puberteit). Alle positieve woorden die starten met zelf- mag je hier wel plaatsen. Het vergaren van zelfrespect, zelfontwikkeling, zelfvertrouwen, zelfkennis, zelfcontrole. Hebben we die, dan krijgen we zelfsturing: het autonoom denken en sturen van hun eigen gedrag.

Door hun planning te maken, geef je hen geen kans om zelf na te denken. Hoe slecht hun voorstellen ook zijn, ze zijn van hen. Als het fout loopt, moeten ze leren zoeken naar wat ze zelf volgende keer anders kunnen doen. Maar omgekeerd ook: als het goed gaat, kunnen ze zichzelf een schouderklopje geven. Geef een kind de kans om te falen, want daar ligt de kans om te leren.

© Tekst Els de Wit van Talentvol | Redactie Alice K. Burridge van Green Writing | Beeld via Unsplash | Stichting Hoogbegaafd!