Begin september 1985. Mijn beste vriendin gaat naar school. Ik niet, ik ben nog geen 4. Twee weken later mag ik dan toch gaan. Eindelijk, nu gaat het beginnen! Vol enthousiasme pratend lopen we naar school, mijn moeder, mijn vriendin en ik. Vol verwachtingen, open, enthousiast en leergierig. Twee weken later wil ik niet meer: “Mam, ik ga al zooooo lang, en ik heb nog niet leren lezen!” Mam verzucht dat dat nou eenmaal nog niet aan bod komt op de kleuterschool, dat ik geduld moet hebben en als ze mijn gezicht ziet, vertelt ze: “En anders leer je het zelf maar.” Mooi, die toestemming heb ik binnen. Maar hulp krijg ik niet. “Nee”, zegt mijn moeder: “Misschien leer ik je iets verkeerd aan en dan is het veel moeilijker om het weer af te leren”. En zo begon mijn leesonderwijs. Ik leerde letters en de bijbehorende klanken, ik leerde dat de letters van het alfabet wel zo geschreven werden, maar dat je ze beter anders kon uitspreken en ik leerde ze aan elkaar vast te maken. In mijn hoofd als een mooie ketting. Ik breide de ene ketting na de andere in mijn hoofd en op school werd ik dat stille, brave meisje genoemd. Na een tijdje had de juf iets nieuws: een duploplaat aan de muur en een berg witte blokjes met letters erop! Wauw! Daar wilde ik mee spelen. Maar dat mocht niet, die letters waren voor de kinderen van groep 2. Van een afstandje bewonderde ik dus die mooie letters en verbaasde me over de woorden die geschreven werden. Ik vroeg mijn vriendinnetje ernaar. “Oh”, zei ze, “dat is heel simpel. Daar staat poepzak en drolletje en sjeet en…….” zo vulde ze het hele lijstje aan. Wauw, ik was onder de indruk. Mijn vriendin had nooit laten weten dat ze kon lezen en las zomaar al die letters die ik niet kende en wel op de kop leken te staan. Waren het hoofdletters, las ze dialect? Ik had immers mezelf leren lezen, iets wat mijn moeder zelfs niet kon. Haar vader was meester op een andere basisschool. Hij had haar vast leren lezen. Wauw!

Pas veel, veel later kwam ik erachter dat mijn vriendin helemaal niet kon lezen. Dat de andere kinderen in mijn klas de blokjes maar op een willekeurige plek op de plaat plakten, ondersteboven, scheef, op een zij, wat ze maar leuk vonden, maar met woorden lezen en schrijven had het niet veel van doen.

Later in groep 3 kregen we een letterdoos. Wauw, een hele doos vol met letters! Prachtig. Er zaten zelfs letters bij die helemaal niet in het alfabet voorkwamen! De sch bijvoorbeeld, of ei, wauw! Er zou vast nog een tweede couplet bij het alfabet komen, dat kende ik niet. Dat zou ik vast leren in groep 3.

Er kwam geen tweede couplet, en er kwam niks nieuws. De letters van sch kende ik al en dat je ze uitsprak als sch van school, wist ik al. Ook ei of ij hadden enkel het geheim dat ik niet begreep dat ze aparte letters werden genoemd, terwijl ze duidelijk een samenraapsel waren van de e, i en i, j. Maar goed, dat komt vast doordat ik mezelf slecht had leren lezen. Dat zou ik wel leren op mijn nieuwe school in groep 4. Daar leer je de moeilijke dingen, ik had er zin in!

In groep 4 bleek dat mijn nieuwe klas een beetje achterliep met lezen. De boekjes die wij eind groep 3 al hadden gelezen, werden hier nogmaals ingeoefend, klassikaal. Een klasgenoot las voor en je moest met de vinger bijwijzen, want als je naam werd genoemd moest je verder lezen waar je voorganger was gebleven. Ik deed zo mijn best. Ik wees mee met mijn vinger, werd gegrepen door het verhaal, las verder en nog een bladzijde en nog een bladzijde en als dan mijn naam werd genoemd… kreeg ik een rood hoofd, bladerde stiekem terug, probeerde hortend en stotend te verbloemen dat ik niet wist waar ik moest lezen terwijl mijn buurmeisje fluisterend het regelnummer zei. Voor lezen haalde ik een krappe voldoende die kerst. Later perfectioneerden we onze aanpak: ik las verder en schoof achter de rug van mijn brede voorbuurman. Mijn hand bleef liggen op de bladzijde waar de klas las en als iedereen zijn bladzijde omsloeg, bladerde ik even mee. Als mijn naam genoemd werd, keek ik naar de vinger van mijn buurmeisje en las ik de zin op. Al snel ging mijn punt voor lezen weer omhoog.

Elke twee weken gingen we naar de bieb. Dit werd mijn favoriete uitje. Elke keer mocht ik twee nieuwe boeken uitkiezen en in de klas lekker verdwijnen in een nieuwe wereld. In groep 4 las ik alle a-boeken, in groep 5 alle b-boeken en in groep 6 liep ik als vanzelfsprekend naar de c-boeken. Maar dat was niet de bedoeling! C-boeken waren bedoeld voor de gevorderde lezers, de oudere leerlingen van school, daar behoorde ik als jongste leerling van groep 6 nog zeker niet toe. Ik moest terug naar de b-boeken. De juf van de bieb hielp me leuke boeken uit te zoeken en zei uiteindelijk: anders kom je toch vanmiddag terug met je moeder? En zo ging dat. Elke twee weken gingen we naar de bieb, waar ik stiekem mijn c-boeken inleverde. Ik zorgde dat ik een beetje achteraan in de rij stond, zodat ik pas aan de beurt kwam als onze meester al door was gelopen om mijn klasgenoten tussen de rijen boeken tot stilte te manen. Helga nam mijn boeken in, zorgde dat mijn klasgenootjes niks merkten van mijn c-boeken, gaf me een knipoog en ik verdween richting de b-boeken. Die liet ik netjes stempelen en in de klas begon ik aan mijn b-boeken te lezen. ’s middags fietste ik met mijn moeder terug naar de bieb, leverde mijn boeken in en koos c-boeken uit. Ik was bang dat mijn meester er ooit iets van zou merken, maar dat is nooit gebeurd.