LONGREAD

In de toenemende aandacht voor hoogbegaafdheid, onder meer zichtbaar in onderwijsinitiatieven, media, wetenschap en belangenorganisaties, is er ook steeds meer aandacht voor uitzonderlijke hoogbegaafdheid. Als (uitzonderlijk) hoogbegaafde is het fijn om stukken van mezelf waar ik meestal weinig aansluiting op vind in anderen te herkennen en daarmee steeds vollediger in samenhang te begrijpen, zodat ook deze stukken steeds beter kunnen bijdragen aan het leven dat geleefd wil worden.

Bijvoorbeeld alles zelf creëren, helderwetendheid, heldervoelendheid en gevoeligheid voor onvriendelijkheid op een laag die soms nauwelijks te verwoorden of alleen indirect waarneembaar is: vergelijk een kind dat huilend de klas uit komt en de juf zegt:

Nee hoor, er was helemaal niks, we hebben héél leuk gespeeld vanochtend.

Kennelijk toch niet, want als een kind huilt, dan was er iets niet fijn. Ook voor niet-(uitzonderlijk) hoogbegaafden is het waardevol om te begrijpen hoe en onder welke omstandigheden mensen met deze kwaliteiten het best gedijen, zodat ook de samenleving als geheel er het meest profijt van heeft. En zo min mogelijk last, in termen van miscommunicatie, frictie en uitval. Voor iedereen is het fijn om in alle verschillen elkaar te blijven vinden in de gemeenschappelijkheid die we delen.

Helderheid en verbinding ten aanzien van hoogbegaafdheid

Ik denk dat er ten aanzien van hoogbegaafdheid en uitzonderlijke hoogbegaafdheid veel te winnen is in helderheid, verbinding en hoe er mee om te gaan als we er met het volgende perspectief naar zouden kunnen kijken:

  1. Ieder mens is een unieke verschijningsvorm van neurodiversiteit en wordt bepaald door dezelfde, universele menselijke basisbehoeften.
  2. Hoogbegaafdheid en uitzonderlijke hoogbegaafdheid liggen beide op de lijn van ontwikkeling in de richting van meer bewustzijn, het pad dat de mens sowieso te gaan heeft – uitzonderlijk hoogbegaafdheid in het verlengde van hoogbegaafdheid.

Toegenomen belangstelling voor (uitzonderlijke) hoogbegaafdheid

Ik licht dat hieronder verder toe, maar eerst deel ik iets over de context van de toegenomen belangstelling voor (uitzonderlijke) hoogbegaafdheid. De toegenomen ruimte en aandacht voor individualiteit en steeds verdere onderverdeling, met ieder groepje een eigen, steeds beter passend label, is een bredere ontwikkeling in de samenleving – denk bijvoorbeeld ook aan gender en seksuele oriëntatie. De nieuwe ruimte voor wie zich erin herkent, gaat af van de vanzelfsprekend genormeerde gemeenschappelijkheid zoals die was, waardoor individualiteit tegenover gemeenschappelijkheid dreigt te komen staan. Een dergelijke tegenstelling is niet nodig en ook niet wenselijk.

Ik sta voor een verbindend perspectief dat die tegenstelling overstijgt: een gemeenschappelijk menselijke basis waardoor de steeds verdere erkenning van individualiteit het gezamenlijke speelveld van menselijke diversiteit alleen maar vergroot. Individualiteit zonder gemeenschappelijkheid verdeelt. Individualiteit op een gezamenlijk menselijk speelveld is ruimte.

Gemeenschappelijke menselijke basis als verbindend perspectief

De gemeenschappelijk menselijke basis die ik als verbindend perspectief voorstel, berust op twee pijlers: neurodiversiteit in de volledige betekenis van het woord (ieder mens is uniek) en de universele menselijke basisbehoeften, inclusief de gevoelens wanneer daar niet aan voldaan wordt en de mechanismen om met die gevoelens te kunnen leven zolang ze niet verwerkt kunnen worden (ieder mens streeft in de basis hetzelfde na).

De eerste pijler is dat ieder mens uniek is, namelijk gevormd door de unieke combinatie van genetische aanleg, epigenetische invloeden en individuele levenservaringen die beleving en gevoel bepalen: nature x nurture leidt tot oneindige diversiteit. De ‘gemiddelde’ of ‘gewone’ mens bestaat niet. Onlangs – in het webinar The neuroscience of giftedness van Nicole Tetrault voor het Landelijk Kennisnetwerk Psychiatrie & Hoogbegaafdheid – werd in die lijn de term neuro-individualiteit voorgesteld, naast de bestaande termen neurodiversiteit, neurodivers, neurodivergentie en neurodivergent, waarvan de laatste twee meestal gebruikt worden in relatie tot hoogbegaafdheid, autisme, ADHD, dyslexie en discalculie. Wanneer we zouden kunnen uitgaan van oneindige diversiteit en aan zouden kunnen nemen dat iedere menselijke verschijningsvorm uniek is, zouden we zien dat onze individualiteit universeel is, zou niemand zich anders hoeven voelen of zich in hoeven houden om erbij te horen en zou gedeelde ruimte en begrip ontstaan voor ieders eigenheid.

De tweede pijler van de gemeenschappelijke menselijke basis is dat ieder mens de centrale behoefte aan verbinding heeft en de daaruit voortvloeiende basisbehoeften. Verbinding heeft prioriteit in ons op overleving gerichte brein, omdat het direct na fysieke veiligheid, bij overleving hoort. We redden het niet alleen. Als we ons de totale afhankelijkheid van een klein kind voorstellen, is het makkelijk te begrijpen dat verbinding overleving is. Verbinding is veiligheid: om te leven en tevoorschijn te komen. Zoals Gabor Maté zo mooi zegt: veiligheid is niet de afwezigheid van gevaar, maar de aanwezigheid van verbinding. Alles wat een mens nodig heeft om zich volledig te kunnen ontwikkelen en voluit en onbelemmerd te kunnen leven, ligt besloten in de centrale behoefte aan verbinding: de basisbehoeften om gehoord, gezien, geliefd, gesteund, begrepen, bevestigd, beschermd, betrokken, uitgedaagd, aangemoedigd, getroost, gedragen, gekoesterd en gevierd te worden en al het andere dat nooit uitputtend te beschrijven is maar wat we intuïtief allemaal weten wanneer we aan een klein kind denken.

Vervulling van basisbehoeften

In een klein kind is helder wat in de basis voor alle mensen geldt. Als volwassenen hebben we daar nog stukken van in te halen: alles wat we als kind gemist hebben en waar we ons als het ware langsgefrommeld hebben in plaats van dat het volledig verwerkt en ontwikkeld is. Dat langsfrommelen gebeurt met overlevingsmechanismen op het niveau van het kind in de leeftijd waarop ze ontstonden en kan niet voorkomen dat we er steeds opnieuw in geraakt kunnen worden, net zo lang tot het gemis alsnog verwerkt wordt. Als je met dit perspectief om je heen kijkt, herken je daar in ieder mens nog flarden van, die, al kunnen ze er heel anders uitzien, nog altijd wachten op die knuffel die niet kwam.

Het krachtigste beeld van natuurlijke, vanzelfsprekende vervulling van de basisbehoeften is voor mij dat van een kind dat de eerste stapjes zet, van de ene naar de andere ouder, van ganser harte toegejuicht, aangemoedigd door de blije, trotse ouders en alle grootouders en vrienden er in een warme kring omheen: enthousiast meelevend, klaar om te ondersteunen wanneer dat nodig is, maar zorgvuldig betrokken bij de prestatie van het kind om het zelf te doen. Zo moet het zijn!

In verbinding ontvouwen

Ik stel me voor hoe niet alleen deze, maar alle stappen en ieder tevoorschijn komen in de ontwikkeling van een kind, letterlijk en figuurlijk, van kleins af aan in het teken staan van de centrale behoefte aan verbinding. Wat op afwijzing stuit of ‘doodvalt’, wordt niet herhaald. Wat in verbinding ontvangen wordt, kan zijn en zich ontvouwen.

Dit mechanisme is ook één van de manieren waarop trauma wordt overgedragen: telkens wanneer een moeder in contact met het kind geraakt wordt, wordt haar betrokkenheid op de verbinding even verbroken. Kinderen zijn bijzonder sensitief op verbinding, die immers van levensbelang is. Daarbij gaat het er niet zozeer om wat de ouder zegt, maar hoe het werkelijk is (vergelijk: ‘Ik wou dat ik van kamperen hield’). Op deze manier vormt zich in het kind door trial en error een afgebakend taboeveld in de exacte vorm van het traumanetwerk van de moeder, waar het ten koste van alles uit zal blijven om de verbinding niet te verliezen.

Het gevolg is dat alles in dat veld moet worden weggemaakt, uit het contact en liefst ook uit het bewustzijn, waardoor het niet gedeeld, niet gevoeld en niet verwerkt kan worden. Zo ontstaat in de volgende generatie dus precies hetzelfde trauma, in de buiten de GGZ gebruikelijke definitie: iedere negatieve ervaring die niet verwerkt kon worden en daarom nog in het lichaam zit, waar het steeds opnieuw geraakt kan worden en tot uiteenlopende klachten en symptomen leidt. Net zo lang tot het alsnog verwerkt wordt.

Verbinding en kwetsing

Over het thema co-regulatie – verwerking door de aanwezigheid van een steunende ander – en hoe we de kwaliteit daarvan kunnen versterken, is bijzonder veel waardevols te zeggen, dat echter grotendeels buiten het bestek van dit artikel valt. Kinderen leren zichzelf reguleren door co-regulatie. Daardoor bepaalt de kwaliteit van de aanwezigheid van de ouder in hoeverre dit autonome, lichaamseigen proces van regulatie, heling en groei in het kind op gang kan komen en die kwaliteit is oneindig te versterken. Oneindig omdat het altijd beter kan, zowel door de consistentie van het perspectief als door je eigen belemmerende lading op te lossen. Als een kind van twee schreeuwt dat ze je nooit meer wil zien, voelen we allemaal wel aan dat dit een uiting van geraaktheid is en dat het kort gezegd een knuffel nodig heeft in plaats van dat we er inhoudelijk naar zouden moeten luisteren, maar in hoeverre kan je dat volhouden met een puber of een volwassene? Dat vraagt ontwikkeling, lading verwerken: van essentieel belang voor ouders, maar ook voor leraren, therapeuten en iedereen die bij gelegenheid de aanwezige ander is. Mensen met gereguleerde zenuwstelsels zijn in de hele samenleving, ook buiten de scope van je directe eigen cirkel, hard nodig.

De centrale behoefte aan verbinding en de daarin besloten liggende basisbehoeften, de kwetsing die we daar ieder van ons onvermijdelijk in hebben opgelopen en de mechanismen die we noodgedwongen ontwikkeld hebben om overeind te blijven en door te gaan, bepalen onze beleving, gevoel en gedrag veel meer dan we ons bewust zijn. Wat en wie we fijn vinden en wat en wie niet, wat we ten diepste steeds weer blijken na te streven, wat ons raakt, hoeveel last we daarvan hebben en hoe we daarop reageren, al dan niet bij voorbaat, staat allemaal in het teken van verbinding dan wel het uit het bewustzijn wegmaken van de kwetsingen die we daarin hebben ervaren.

Iedere kwetsing die niet verwerkt kan worden, wordt uit het bewustzijn weggemaakt en weggehouden met krachtige patronen zoals in het algemeen afreageren, hardheid, verslaving, geen empathie met jezelf en anderen en negatieve overtuigingen. Voorbeelden van veelvoorkomende patronen bij al dan niet uitzonderlijk hoogbegaafden zijn niet voelen, rationaliseren, uitstaan, terugtrekken uit contact of bij voorbaat afhaken, star je eigen lijn volgen, onzeker of juist superieur doen. Allemaal patronen die, krachtig als ze zijn – immers gebruik makend van alles wat we in ons hebben – verbinding en verdere ontwikkeling belemmeren, maar als ze zich voordoen, een afdruk zijn van hoe het ooit was, en noodzakelijk om te overleven. Ons op overleving gerichte brein doet alleen wat ons in de best mogelijke toestand brengt of wat nodig is om te overleven. Niets is random of onnodig, net als in een droom, die ons met heel andere, de grens van onze afweer overgesmokkelde ingrediënten exact het gevoel laat ervaren dat we nodig hebben om een stap verder in ons leven te komen. Een vuistregel: als een konijntje in de natuur het niet zou doen, is het een mechanisme dat kennelijk ooit noodzakelijk was om te overleven. Zoals de enige manier om een huilend kind echt en blijvend te laten stoppen met huilen is door het te troosten, zodat het kan verwerken, is verwerking van wat er onder ligt de enige manier om dergelijke belemmerende patronen fundamenteel te doen ophouden; als ze niet meer nodig zijn, houden ze vanzelf op.

Verbindend perspectief op hoogbegaafdheid en uitzonderlijke hoogbegaafdheid

Tot zover het verbindende perspectief van neurodiversiteit en universele menselijke basisbehoeften. Wanneer we vanuit dit perspectief naar hoogbegaafdheid en uitzonderlijke hoogbegaafdheid kijken, kunnen we ons door alle individuele variaties heen, het levenslange, alomtegenwoordige gebrek aan verbinding voorstellen, de afdruk daarvan in de gedragspatronen herkennen en beter meevoelen met de gedeelde menselijke behoeften eronder.

Als je van jongs af aan hebt ervaren dat je met je stralende zelf tevoorschijn komt en niet meer dan één op de vijftig, oplopend tot één op de duizend of meer mensen jouw opmerkingen, bedoelingen en grapjes überhaupt kan volgen (afhankelijk van welke grens je hanteert is ongeveer één op de vijftig mensen hoogbegaafd en één op de duizend uitzonderlijk hoogbegaafd), heb je in je leven heel veel niet-aansluiting ervaren. Alle frustratie, eenzaamheid en pijn die dat gegeven heeft, zal in de meeste gevallen niet geheel verwerkt zijn en dus met krachtige patronen moeten worden weggehouden om niet definitief af te haken maar toch steeds te blijven proberen. Gemankeerd, ambivalent, minder effectief dan onbevangen. Bij topprestaties, bijvoorbeeld in sport – het verschil tussen goed en geniaal – of muziek – het verschil tussen mooi of dat het je raakt – zie je dat effect uitvergroot, maar vrije flow is voor iedereen de basis voor welbevinden en prestatie. Vanwege de uitzonderlijke kwaliteiten van al dan niet uitzonderlijk hoogbegaafden kan het overigens heel goed zijn dat de beperkingen niet worden opgemerkt, omdat de kwaliteiten de belemmeringen compenseren en het functioneren daardoor nog steeds voldoende of zelfs nog uitzonderlijk is.

De essentie van hoogbegaafdheid en uitzonderlijke hoogbegaafdheid

Hoewel de centrale behoefte aan verbinding en de basisbehoeften die daarin besloten liggen universeel zijn, zijn er binnen de diversiteit aan menselijke verschijningsvormen grote verschillen ten aanzien van de vraag wat er nodig is om ze in te vullen. Het antwoord op deze vraag geeft het raamwerk voor hoe en onder welke omstandigheden hoogbegaafden en uitzonderlijk hoogbegaafden het beste gedijen. Om te begrijpen hoe de universele basisbehoeften zich vertalen naar (uitzonderlijke) hoogbegaafdheid, kom ik toe aan het tweede deel van het voorgestelde perspectief: een nadere uitwerking van wat hoogbegaafdheid en in het verlengde daarvan uitzonderlijke hoogbegaafdheid in essentie is.

Voor mij ligt hoogbegaafdheid, en in het verlengde daarvan uitzonderlijk hoogbegaafdheid, op de lijn van ontwikkeling in de richting van meer bewustzijn: intenser, preciezer, meer gelaagd en/of meeromvattend, zoals bijvoorbeeld ook consistentie, context, uniciteit, authenticiteit, openheid, bedoeling, lading, betekenis, zin, waarde, verbinding, wat je erbij voelt, ook fysiek, hoe het je raakt, wat het effect is, associaties en parallellen met stukjes uit films, romans, muziek, poëzie, kunst, inspiratie, ontwikkelingen in de samenleving en in de wereld en alle denkbare perspectieven, zoals systemisch, existentieel, biologisch, vanuit het zenuwstelsel en spiritueel: soms allemaal tegelijk, op verschillende niveaus en in volledige samenhang.

Communicatie vanuit een dergelijk vérgaand bewustzijn, komt als vanzelf met beelden, metaforen en andere kunstgrepen, vaak verschillende door elkaar heen, omdat hetgeen je wil delen niet ongefragmenteerd in directe taal te vatten is; alsof je een tuin wil bouwen met lego, maar er alleen maar wielen en bakstenen zijn. Of de impact wil beschrijven van een kunstwerk dat je raakt, en ieder stukje waar je begint zich zo ver vertakt en verfijnt, dat het geheel steeds verder weg raakt in plaats van dichterbij komt. Frustrerend, maar ook divers, uitdagend, rijk, interessant, betekenisvol, vermoeiend, nooit af.

Mismatch in aansluiting vanuit meer bewustzijn

Vanuit meer bewustzijn steekt alles veel nauwer en is er grote kans op mismatch in aansluiting en communicatie met anderen die al deze dimensies niet bij hun overwegingen betrekken. Een simpel voorbeeld: ‘ik zeg toch dat ik niet boos ben’, terwijl de stoom uit je oren komt, is een inconsistentie op een laag die iedereen zal herkennen, maar verdergaand bewustzijn zal vaak niet gedeeld worden en als frustrerend, tergend, belerend, overdreven, belemmerend of vermoeiend ervaren worden. Wat is bijvoorbeeld (de kwaliteit van) verbinding als je onbewust steeds verdwijnt, niet bij jezelf bent? Of wat is de waarde van alle energie die collectief gestoken wordt in meeklagen – met de wolven in het bos – over wat binnen de korte aandachtsspanne van het nieuws is, terwijl overal in de wereld hetzelfde gebeurt, alleen kleiner, ook in je directe omgeving, en we die opgetelde energie zoveel beter zouden kunnen gebruiken om de wereld ieder op onze eigen plek iets mooier te maken; de grens van goed en kwaad loopt niet tussen mensen door, maar er dwars doorheen. Of hoe we zo afgesloten kunnen zijn van de wereld om ons heen, dat we niet zien hoe alles en iedereen dat/die we denken buiten te sluiten, uiteindelijk destructief bij ons terugkomt: in de voedselketen, sociale onrust en letterlijk en figuurlijk in het klimaat. Iedere mismatch is net zo pijnlijk van de kant van de (uitzonderlijk) hoogbegaafde, die deze als tergend, onjuist, willekeurig, onrechtvaardig, zinloos en eenzaam zou kunnen ervaren, een woestijn van niet-aansluiting.

Voor mij is meer bewustzijn sowieso de essentie van menselijke ontwikkeling, noodzakelijk voor de complexe problemen waar de wereld mee kampt, en ook de essentie van verwerking: steeds meer informatie meenemen in het proces van reageren, aanpassen, afstemmen, zodat op ieder moment de in de omstandigheden best mogelijke toestand bewerkstelligd wordt. Hoe meer bewustzijn daarin meedoet, hoe beter de uitkomsten. Let wel: in de werkelijkheid is alles – alle factoren, perspectieven et cetera – al aanwezig. De beperking ligt in ons: hoeveel van die waarheid een mens kan verdragen. Dat wil zeggen: zonder gek te worden, gefrustreerd, te moe, afgehaakt, somber, et cetera. Ontwikkelen is verwerken. Verwerken is ontwikkelen. En niet onbelangrijk, omdat de mens van nature gericht is op verbinding: op een manier die het individu overstijgt.

Een interessante vraag terzijde zou zijn of dat laatste met kunstmatige intelligentie ook het geval is, met andere woorden: of AI ooit zo ver zal komen als het volledige potentieel van de mens. Ik heb geen verstand van AI, maar ben sterk geneigd te denken dat de natuur, de mens altijd grootser is, verder, complexer dan we als mensen precies kunnen begrijpen en namaken. Zoals de diversiteit in de genenpool in de mens, de vorige generatie en de mensheid als geheel ook altijd oneindig groter is dan iedere concrete manifestatie daarvan. Het roept de associatie op met de talloze al dan niet uitzonderlijk hoogbegaafden die ik gesproken heb, inclusief mijzelf, die hun niet-hoogbegaafde therapeuten zo probeerden te instrueren dat die precies datgene zouden doen en zeggen wat ze nodig hadden, om er dan uiteindelijk achter te komen dat dat nooit gaat werken omdat iedere instructie altijd iets minder wordt. Omdat zijn zo veel meer dimensies heeft dan doen.

Dit alles overwogen hebbende, wat kunnen we daar dan mee?

Het verbindende perspectief van universele menselijke basisbehoeften en algehele neurodiversiteit en dat van hoogbegaafdheid en in het verlengde daarvan uitzonderlijke hoogbegaafdheid in essentie, met alle individuele variaties, als meer bewustzijn omarmen, versterkt het begrip voor en de aansluiting met hoogbegaafden en uitzonderlijk hoogbegaafden, zoals het uitmaakt of je een kind ziet als krijsend of als een kind in nood dat ergens door geraakt is. De manier van kijken maakt verbinding mogelijk en verbinding is de veiligheid om voluit te leven wat geleefd wil worden, te verwerken en te groeien. Dit ten voordele van het geheel en iedereen daarbinnen.

Concreet gaat dat ook in tegen de technische benadering die vaak ten aanzien van diagnoses en labels zoals hoogbegaafdheid of uitzonderlijk hoogbegaafdheid lijkt te ontstaan, waarin problemen op het betreffende label worden gegooid en de menselijke verbinding naar de achtergrond of geheel uit het zicht verdwijnt. Precies het tegenovergestelde van wat er nodig is: verbinding. Als een kind huilt, dan is er iets; je hoeft niet te weten wat het is om te weten dat het er is en het te kunnen troosten (co-reguleren). Als iemand problemen heeft of op welke manier dan ook ontregeld is, is er vóór alles verbinding nodig om weer te kunnen reguleren, verwerken, ontwikkelen.

Het bestaande kloppender maken

Daarnaast geeft dit perspectief hopelijk een raamwerk waaruit uiteenlopende toepassingen volgen voor onderwijs, therapie en andere situaties waar gewerkt wordt met (uitzonderlijk) hoogbegaafden: er hoeft niet zozeer iets nieuws of anders verzonnen te worden, maar het moet gewoon beter kloppen. Verder doordacht, consistenter, meer conceptueel, open voor voortgaande ontwikkeling en dat alles in verbinding en liefst met behulp van de (uitzonderlijk) hoogbegaafden zelf. Wie daar de aardigheid niet van inziet, is waarschijnlijk niet de juiste persoon op die betreffende plek. Dat is dan ook goed om te weten. Wie er zin in heeft, de uitdaging aandurft zonder daarbij iets weg te maken en vóór alles zichzelf wil blijven ontwikkelen, zou weleens de juiste persoon op de juiste plek kunnen zijn. Het zou heel goed kunnen dat die persoon zelf ook hoogbegaafd of uitzonderlijk hoogbegaafd is.

Hetzelfde geldt voor therapie en coaching. Als je merkt dat je innerlijk afhaakt bij de intensiteit, veelheid, hoogte, breedte, diepte en ga zo maar door van de (uitzonderlijk) hoogbegaafde of die niet kan volgen, merkt de (uitzonderlijk) hoogbegaafde dat ook en is er geen verbinding, veiligheid, co-regulatie en ruimte om te verwerken of te groeien. Net zoals bij het kind en de moeder in het eerdergenoemde voorbeeld, bepalen de innerlijke, vaak onbewuste grenzen van de hulpverlener de grenzen van de verwerking en groei. Bovendien is het bijzonder belastend, pijnlijk en soms zelfs beschadigend om je zo open te stellen als in therapie naar iemand die niet op je wezen kan aansluiten. Het is verwaarlozend om van alle bewustzijn dat je hebt, maar in een zeer beperkt deel gezien, begrepen en ontvangen te worden, alsof de rest niet bestaat en alsof het te scheiden zou zijn. Veelgevraagd, maar don’t shoot the messenger. Ik denk dat dit is wat er nodig is.

Diversiteit omarmen vanuit verschillen

En omdat hoogbegaafdheid en in het verlengde daarvan uitzonderlijk hoogbegaafdheid in essentie meer bewustzijn is, en meer bewustzijn de universele weg van menselijke ontwikkeling, is wat goed en fijn en zelfs noodzakelijk is voor (uitzonderlijk) hoogbegaafden, goed en fijn voor iedereen. Ook al verschillen mensen in de mate waarin ze zich ervan bewust zijn, ieder mens en de wereld als geheel heeft er baat bij als dingen beter kloppen, preciezer afgestemd zijn, consistenter, met meer perspectieven rekening houdend. Denk aan onderwijsaanbod, therapie en coaching, in organisaties, beleid, alles!

Eigenlijk zijn dit heel simpele conclusies, maar in toepassing eindeloos verder te ontwikkelen. Daarom is dit een perspectief en geen kant-en-klare gebruiksaanwijzing. Een perspectief is iets dat je kan doorgronden en naast alle andere perspectieven op je eigen manier, in je eigen specifieke situatie, kan toepassen. Ik ga er vanuit dat iedereen dat voor zijn eigen specifieke situatie het beste weet en kan. Omarmen van diversiteit impliceert respect en ruimte voor ieders unieke wezen en pad: dat is het mooiste, fijnste, meest volledige wat een mens de wereld te bieden heeft.

That radiance
you have always
carried with you
as you walk
both alone
and completely
accompanied
in friendship
by every corner
of the world
crying
Allelujah.

The Bell and the blackbird, David Whyte

Wij steunen jou. Steun jij ons ook?

NU DONEREN

© Tekst Irene van der Schaar, 3D Flow Brainspotting + ISTDP | Redactie Alice K. Burridge van Green Writing | Beeld via Unsplash | Stichting Hoogbegaafd!