Zennnnn…
Nippend aan mijn gemberthee, luisterend naar de dames aan het andere tafeltje, denk ik er het mijne van. De ene dame haalt een herinnering op van toen ze een klein meisje was en zich geen zorgen maakte over iets niet kunnen, falen of niet goed genoeg zijn.
“Kinderen blijven proberen totdat ze iets kunnen. Steeds maar weer. Leren fietsen gaat met vallen en opstaan. Iedere keer nadat een kind van zijn fiets valt, staat het weer op om het nog een keer te proberen. Net zo lang totdat hij het kan. Zo zijn kinderen”, filosofeert ze.
Uhmmmm…
En daar denk ik dus het mijne van. Inderdaad zijn de meeste kinderen echte doorzetters. Blijven ze proberen totdat ze iets kunnen en deinzen ze niet terug voor een bult, schram of rode streep door hun schoolwerk. En tegelijkertijd zijn er ook kinderen die heel graag willen doorzetten, en op heel veel vlakken ook echte doorzetters zijn, maar op vlakken die niet direct voor iedereen zichtbaar zijn.
Fouten maken mag?
Veel hoogbegaafde kinderen vinden dat ze iets in een keer moeten kunnen. Dat ze niet mogen falen, want dan kun je het niet. En dat een keer een fout maken betekent dat het werkje niet meer afgemaakt wordt, want het is niet meer perfect. En als je dan op een punt komt waarop je de afweging moet maken, ‘ga ik hier mee aan de slag?’ – wetende dat je het misschien niet kan, of niet in één keer kan, en dat je het risico loopt dat je niet de juiste keuze maakt en het dus niet goed is – kan het wel eens zo zijn dat je helemaal niet meer gaat beginnen.
Het streven naar perfectie
Dat je denkt, laat maar, want het wordt toch nooit zo goed als ik het in mijn hoofd heb. Of, met één fout faal ik. Of, als ik niet de juiste keuze maak, faal ik. Of, als het niet zo mooi wordt als in mijn hoofd, hoef ik niet eens te beginnen, want dan is het niet perfect. En deze kinderen (en volwassenen) beginnen soms helemaal nergens meer aan.
Met vallen en opstaan
Deze kinderen leren niet met vallen en opstaan. Die kijken net zo lang totdat ze zeker weten dat ze het kunnen. Die leren niet fietsen met bulten, butsen, bloedneuzen en schrammen. Die leren niet lezen, letter voor letter. Die leren niet lopen met vallen en opstaan. Maar die kunnen opeens gewoon lopen en vallen nooit. Die kunnen opeens gewoon fietsen zonder dat ze daarvoor heel veel moeite hoeven te doen.
Integreren
En enerzijds is dat superfijn. Scheelt weer gaten in de broeken, kapotte fietsen en ontstoken schaafplekken. Maar anderzijds leren deze kinderen niet wat het is om nieuwe dingen te leren. Ze starten pas als ze zeker weten dat ze het kunnen. En slaan dus fases over. Essentiële fases in het leerproces. Namelijk dat vallen en dat opstaan. Deze kinderen leren dus anders leren. En juist dat vallen en opstaan, het steeds weer opnieuw herhalen, het repeterende karakter van een oefening, handeling of vaardigheid, maakt dat je iets echt integreert. Dat je het automatiseert. Maar kan dat proces ook anders geïntegreerd worden?
Fantasie
In mijn jonge jaren heb ik heel wat sporten uitgeprobeerd. Turnen, jazzballet, tennis, zwemmen! En geen enkele sport hield ik lang vol. Er was altijd wel een reden om te stoppen. Want iedere keer werd ik geconfronteerd met het feit dat ik het niet in een keer kon. Dat ik niet direct in de ringen kon springen en mijn lichaam 360 graden kon draaien. Dat ik niet over de balk kon lopen zonder te vallen. Enerzijds bracht het me een gevoel van falen, anderzijds een gevoel van schaamte. Want, zo was mijn overtuiging, de rest kon het allemaal wel. Die zijn beter.
Drieërzijds
En drieërzijds bracht het me een gevoel van onmacht. Want in mijn hoofd zag het filmpje van mij in de ringen er heel echt uit. Daar was ik al bijna landskampioen en straalde ik met gouden medailles om mijn hals. Maar de werkelijkheid was toch echt anders. Net als de tekeningen die ik produceerde. In mijn hoofd waren mijn kasteel, prins op het witte paard en mijn lange blonde lokken echt heel echt. Maar op papier zag mijn prins eruit als een kikker, mijn kasteel als een scheef huis en mijn blonde lokken leken meer op verdorde grassprieten. Wat een teleurstelling was dat elke keer weer. Een van de redenen dat ik tot op de dag van vandaag geen kleurpotloden meer ter hand neem en ik mijn kalligrafeerpen van groep 4 destijds door de midden heb geknakt.
Maar hoe dan wel…
…hoor ik je denken. En dat is nu net de hamvraag. Hoe kunnen we deze kinderen toch laten leren zonder dat we teruggrijpen op methodes die we al kennen of driltactieken uit lang vervlogen tijden?
Kindgericht onderwijs.
Ja, ik zet het bewust even op een aparte regel. Zodat het opvalt. Voor iedereen. En vooral voor de beleidsmakers, overheden en geldschieters. Want onze maatschappij en ons onderwijs zijn verworden tot een productiemaatschappij waarbij je binnen de kaders moet passen. En zo niet, dan zagen en kneden we je, net zolang totdat je past. En aan het einde van het jeugdige leven kan ieder kind hetzelfde. Dezelfde sommen, dezelfde manier van nadenken, dezelfde manier van (re)produceren. Door de jaren heen hebben we zoveel mogelijk vakjes kunnen afvinken en is het kind OKÉ!!!
Passend zijn
En ik weet het, het is mijn stokpaardje, dat passend zijn. Maar wie wil dat nou eigenlijk nog, vandaag de dag? Want wie hebben de wereld nu echt in positieve zin veranderd? Wie hebben nu echt bijgedragen aan wereldvrede, economische vooruitgang, bewustwording over het klimaat, onze kwaliteit van leven en noem maar op? Dat zijn toch vooral de mensen die anders durven denken. Die anders durven kijken. Die anders durven zijn. Die een ander geluid durven te laten horen. Die anders zijn en toch normaal.
Een kind past altijd
Dus laten we kijken naar die kinderen die niet binnen het systeem passen en kijken hoe we het systeem weer om het kind heen kunnen gaan bouwen. Zodat het kind altijd past. En we kunnen zeggen:
“Hé, het systeem past niet en dat is geen passend onderwijs, dat gaan we aanpassen.”
En dat we durven te kijken naar: hoe denkt dit kind, waar slaat het op aan, hoe werkt het daar in zijn hoofd? Want zonder onze andersdenkenden wordt de wereld wel heel saai, kleurloos, passend in de hokjes en monotoon.
Huidige stand van zaken
En ik weet: met de huidige stand van het onderwijs, het lerarentekort, de overvolle klassen, de lage salarissen, de drukke werkweken – en zo kan ik nog wel even doorgaan – is het een uitdaging. Een heel grote uitdaging. Maar hé, daardoor laten we ons niet afschrikken, toch? Samen kunnen we het verschil maken. Dus opstropen die mouwen, want de kinderen hebben ons nodig. Heel hard nodig. Dus actie in de taxi, voor het te laat is.
This is me. No apology!
Dus omarm je eigen anderszijn, laat zien dat het oké is, laat zien dat het mag, laat zien dat het gewaardeerd wordt. This is me. No apology! Laat het zien, gewoon aan iedereen! Of specifiek aan dat ene kind dat het zo hard nodig heeft om te weten dat het er mag zijn. Gewoon, zoals het is. Heel normaal. En toch anders. En laten we samen kijken hoe we de systemen passend kunnen maken. Alle systemen die niet langer passen. Of dat nu thuis, bij het sporten, op school, op werk, de club, het land of de wereld is. We moeten ergens beginnen. Toch?
Heel fijn herkenbaar artikel, ook voor volwassenen toe te passen toch?
Heel goed artikel…. Klopt ook
Maar hoe dan.. Ik loop er zelf tegenaan in mijn kleutergroep. 4 niveau’s: groep 2, tussengroep( lees aug. tot jan. kinderen) groep 1 en groep 0 in 1 groep. Daarin kids met HB aan de bovenkant maar ook achterstand aan de onderkant.
Je noemt dat we onze mouwen moeten opstropen. Maar hoe dan. Concreet…. Signaleren doe ik ook. Maar de praktijk…..