Het was het jaar 2000. Een mooi moeder-dochtermoment was in de maak. Mijn moeder was (en is) grote fan van de iconische film Out of Africa. Ik had haar wel eens horen zeggen dat ze graag op safari in Afrika wilde gaan, net als Meryl Streep. Over een mogelijke close encounter met ene Robert Redford werd met geen woord gerept, of niet als mijn vader in de buurt was! Maar die droomreis had tot dusver nog niet plaatsgevonden.
Kort nadat ik op eigen benen was gaan staan en mijn eigen salaris verdiende, nodigde ik mijn moeder uit, haar woorden indachtig, om samen met mij een korte safaritrip te maken. Dat hoefde ik haar geen twee keer te vragen en na een lange vlucht naar Nairobi, gevolgd door een korte transitvlucht, belandden wij te midden van adembenemend oranje-geel-groen natuurschoon. Ontelbare geuren, ontelbare tinten okergeel. We verbleven in een zeer grote tent met échte bedden en waren omringd door schreeuwende apen, trompetgeluiden van olifanten en gesnurk van knobbelzwijnen. Het was op z’n zachtst gezegd indrukwekkend. Elke dag deden wij een ochtend- en avondrit om dieren te bekijken in het wild en het was fantastisch! Wat een voorrecht!
Maar de natuur is soms ook wreed. Ik herinner mij het moment waarop onze chauffeur en natuurgids ons voor het eerst een cheeta aanwees. Het was rond het middaguur en het prachtige dier zat op een klein heuveltje vredig, rustig en wat loom de vlakte te overschouwen. Of zo leek het toch. Meestal jagen roofdieren niet op het heetst van de dag, maar dat was buiten dit exemplaar gerekend. Plots stoof hij (of zij) weg, het gebeurde in een fractie van een seconde, en voor ik het goed en wel besefte had de cheeta een kleine antilope gedood.
Ren-ren-bocht-stof-ren-grijp-bijt-einde. Door mijn verrekijker kon ik de cheeta van dichtbij zien… Met opengesperde bek zat hij te bekomen van zijn eigen fenomenale prestatie, ik kon zijn tong en indrukwekkende, vlijmscherpe tanden zien. En fonkelende ogen. Die ogen spraken boekdelen.
Ik was die dag zeer onder de indruk van de snelheid van dat prachtige dier en van de schoonheid van zijn goudkleurige, glimmende vacht, zijn gespierde lange poten, de prachtige typerende zwarte traanlijnen onder de ogen, de lange staart sierlijk heen-en-weer zwiepend als ware het een richtingsroer… Het was mijn eerste echte kennismaking met de cheeta en ik zal het nooit meer vergeten.
De jaren verstreken en ook mijn zelfkennis nam (en neemt) nog elk jaar toe. Ik ben rond 2010 (denk ik) tot het besef gekomen dat ik introvert en hoogsensitief ben en dat maakt dat ik vaak de indruk wek nogal aan het ‘lummelen’ of ‘niksen’ te zijn. Maar ik weet nu eindelijk hoe dat komt, ik weet welk mechanisme daarachter zit. Het is een soort zelfbescherming, een waakstand, van waaruit ik zo snel als een cheeta kan vertrekken en snel en effectief (gelukkig niet dodelijk!) kan handelen wanneer ik voor mezelf inschat dat dit zinvol is. Enkelingen die me goed kennen weten dit, en als er weer eens een opmerking over lummelen mijn kant uit komt, antwoord ik al vele jaren met “onderschat me niet, ik ben zoals de cheeta, remember”. Waarna er meestal een hartelijke lach bij de andere partij volgt, want die supersnelle efficiënte kant van me heb ik al meermaals gedemonstreerd en is inmiddels berucht. Wegens een huidaandoening vind ik daarenboven dat ook mijn huid wel iets weg heeft van de vacht van dat indrukwekkende dier, dus ja, het is zo vanzelf gekomen dat ik af en toe loop te verkondigen dat ik weer in ‘cheeta-modus’ ben.
Nog niet zo lang geleden is bij mij het inzicht gekomen dat ik hoogbegaafd ben, niet enkel introvert en hoogsensitief. Beetje bij beetje vallen nu alle puzzelstukken op hun plaats.
Groot was mijn verbazing toen ik zéér recent, anno 2021, op een speech botste met de titel Is it a Cheetah? (Door Stephanie S. Tolan op de Hollingworth Conferentie voor hoogbegaafden, 1992). Deze speech is blijkbaar bekend als zeer toepasselijke metafoor voor het onontdekt hoogbegaafd kind, maar is (wat mij betreft) ook van toepassing op volwassenen die later tijdens het leven hoogbegaafdheid bij zichzelf herkennen, zoals bij mij het geval is.
Het is mij een compleet raadsel waarom ik al vele jaren soms met een kwinkslag loop te verkondigen dat ik een cheeta ben, want ik had nog wel duizend andere diersoorten kunnen kiezen!
Recent heb ik het boek Hoogbegaafd! Dat zie je zó! uit 2008 gelezen, waarin de totstandkoming van het Delphi-model wordt toegelicht. Ook daar wordt op pagina 70 de metafoor van de cheeta beschreven. Ik had tot voor kort nog nóóit over deze metafoor gehoord. Ik moest er even bij gaan zitten; ik vond dit een hoogst ongebruikelijke en intrigerende ontdekking.
Zelf heb ik affiniteit met het verschijnsel synchroniciteit. Volgens Carl Gustav Jung is synchroniciteit de zinvolle coïncidentie van uiterlijke en innerlijke gebeurtenissen die zelf niet causaal verbonden zijn. Het betreft de gelijktijdige gebeurtenis van twee afzonderlijke, schijnbaar niet verbonden zaken waarbij jij denkt en voelt “dit kan toch geen toeval zijn”.
Voor velen is wat ik hierboven beschrijf puur toeval. Dat respecteer ik en die visie is evenwaardig. Voor mij persoonlijk voelde de plotselinge ontdekking van deze zeer bekende speech als een prachtige synchroniciteit. Ik had het altijd al geweten of gevoeld en nu weet ik het zeker:
Ik ben een spreekwoordelijke cheeta;
Lummelen, mijmeren, in waakstand zijn.
Vol vertrouwen afwachten en af en toe, wanneer ik werkelijk honger heb zéér doelgericht handelen en full speed vooruit! Daarna fonkelen mijn ogen.