Begaafde personen spiegelen de maatschappij een behoefte. Deze behoefte is het al op jonge leeftijd aandacht hebben voor levensvragen. Dat is namelijk helend betekenisvol, stimuleert veerkracht en biedt bevrijdende ruimte voor de soms zeer abstracte ‘maar’ emotioneel intens beleefde vragen. Als deze vragen er-mogen-zijn, dan voelt het bestaan logischerwijs lichter en kan de bewustwording die door de vragen wordt ingeluid ook dóórstromen.
Dát we existentiële vragen hebben, dat we de conflicten waarmee we worstelen ook existentieel betekenis geven, existentieel verworden, is een gegeven. Dat we in dit bestaan vragen over ‘het bestaan’ hebben, is typerend (maar niet méér uniek-makend) aan menselijk bestaan en bewustzijn.
Wij hebben de mogelijkheid om onze concrete, zintuiglijke ervaringen te representeren aan de hand van symbolen en concepten. We spreken over Leven onderwijl we leven én als kenteken van levendigheid. Ook wensen we, meen ik, een zekere coherentie te ervaren, we wensen een samenhang te zien en eren. Een samenhang tussen alle fragmenten en laagjes ervaring, fragmenten die tezamen meer zijn dan een optelsom. Grond onder de voeten. We stellen existentiële, niet met zekerheid te beantwoorden vragen opdat we de samenhang tussen geponeerde en gevoelde tegenstellingen herkennen: levensparadoxen. Wie zijn we? Wie ben jij, wie ben ik? Wat doen we hier? Waarom zijn we hier? Waar gaan we naar toe? Wat is het Zelf?
Neem bijvoorbeeld de relatie tussen Dood en Leven. De dood houden we veelal uit zicht in een individualistische cultuur waarbij pijnbestrijding en productie hoog in het vaandel staan. We delen daarnaast weinig verhalen en begripsvorming om het principe dood als transformatie te herkennen, dood als leermeesteres te zien of de dood als brenger van nieuw leven op te helderen. De dood is invoelbaar schrikwekkend, en zo kijken we de dood principieel weg. Toch is dood continu in en om ons heen en is het niet verwonderlijk (nou ja..) dat we op enig moment een ervaring hebben waardoor we ons bewust worden van de Dood als absoluut aan Leven, vragend om een subjectieve, relatieve betekenis. Zo’n subjectieve beleving kan middels inzichtmeditatie of met elkaar gedeelde verhalen gespiegeld worden, waardoor we ons verbonden voelen en samenhang beleven. Het meest uitdagende is misschien nog wel het bewustzijn ‘an sich’ van dood als inherent aan leven. Dit bewustzijn zélf is leven en is (de uitnodiging tot) zingeving.
We kunnen de hernieuwde aandacht voor existentiële vragen ook anders situeren. We raken veelvuldig burn-out en beginnen deze veelal eerst individuele beleving en vervolgens maatschappelijke ontwikkeling langzaamaan te herkennen als signaal dat er een nieuwe omgangsvorm met onszelf en met onze omgeving nodig is. Oftewel, er sterft iets af en we worden meer gevoelig voor de existentiële vragen die bij deze transitie opkomen, die de transitie weerspiegelen. Zo zijn er nóg grotere schalen waarop we geconfronteerd worden met existentiële vragen. Vragen die onvermijdelijk om een verandering van levenswijze en levenswijsheid vragen, voor zover we nu begrijpen. Vragen die zingeving dermate op scherpstellen, dat we ze liever vermijden. Maar ze zijn er, en het zijn vaak klokkenluiders van een beweging die allang ingezet is. Leven.
Met bovenstaande uiteenzetting stel ik niet dat we eeuwenoude overtuigingen dienen te hebben om onze overpeinzingen en pijnigingen mee te balsemen (al kan een herinnering hieraan wel waardevol zijn). Ik meen dat we elkaar juist de kans kunnen bieden om actief en gevoelsvol te reflecteren op vragen en intense persoonlijke ervaringen, opdat we leren vertrouwen op een continu vormend levensverhaal en op ontwikkelende, tijdelijke antwoorden op telkens in levensfases opborrelende vragen.
Wat ik in ieder geval uit ervaring destilleer, is dat begaafde personen deze menselijke zoektocht veelal vanaf jonge leeftijd persoonlijk beleven. Vragen leiden voor hen vanzelfsprekend tot doorvragen. Het is voor hen van benadrukt belang om tenminste één persoon te ontmoeten met wie ze existentiële vragen (als reflectie van een verandering in hun leven, als een reflectie van hun abstraherende denkwerk en als reflectie van hun soms intense gevoelsbeleving) ongegeneerd kunnen delen. Zodat hun bewustzijn niet als draaglast maar als draagkracht wordt beleefd. Zodat de prangende zinloosheid juist als kenteken van verlangensvol veel zingeving wordt herkend. Zodat ze kunnen rusten in en genieten van hun doorzicht, zich niet vastbijtend in sarcasme of terugtrekkend in onthechting. En zodat we allemaal kunnen meedeinen met, filosoferen over, leren van en verfrissen door hun opmerkelijke perspectieven.