Mijn lagere schoolperiode herinner ik me vooral als een periode met veel verveling en ergernis. Mijn opdrachten had ik altijd veel te snel klaar en daarna begon het wachten. Wachten op de rest van de klas.

Extra opdrachten waren er niet bij in die tijd. Extra lesstof al helemaal niet. Met lezen mocht ik drie leesgroepen hoger, maar daarna hield het op. Zo’n klein meisje in hun leesgroep zou namelijk die kinderen kunnen demotiveren.

Wat rekenen betrof, rekende ik te lang met blokjes. Niet dat ik het niet zonder kon, maar waarom zou ik moeite doen? Met blokjes ging het sneller en voor hoofdrekenen zijn toch rekenmachines gemaakt. Waarom zou ik érgens moeite voor doen?

Als ik een opdrachtje kreeg, was ik blij en ging ik nerveus snel aan de slag. Ik wilde als eerste klaar zijn, altijd. Als ik maar de snelste was van de klas, dan was het goed. Daar hoefde ik geen moeite voor te doen, dat ging vanzelf. Veel te snel was ik weer klaar en dan begon het staren naar de klok. Het leek wel alsof die klok veel langzamer tikte als ik niets deed, bedacht ik me. Minutenlang staarde ik naar de klok en leek het alsof hij steeds langzamer en langzamer ging tikken. Dat werkte blijkbaar niet, dus staarde ik naar buiten, maar de struiken bewogen niet en de wolken had ik intussen wel al in alle vormen voorbij zien komen.

Wat moest ik dan doen om die klok sneller te laten gaan? Ik creëerde een wereld in mijn hoofd. In mijn hoofd kon ik buiten spelen. In mijn hoofd kon ik allerlei dingen bedenken. Dingen die mensen om me heen niet zagen. Ik kon daar doen wat ik wilde, zonder dat de juffrouw boos kon worden. De wereld in mijn hoofd was mooi, ik kon hem maken zoals ik wilde en ik kon er alles doen wat ik maar kon bedenken. Ik had er heel veel vriendjes en vriendinnetjes, die ik in het echt niet had. Onderwijl kliederde ik mijn schriften vol met krullen en lussen met mijn pen. Tussendoor keek ik weer naar de klok, die nu wat sneller leek te gaan. Het werkte! De klok ging de ene keer toch nog sneller dan de andere keer, het begrip tijd was dan ook één van de dingen waar ik veel over na ging denken. Een seconde is namelijk altijd een seconde; hoe kan hij dan de ene keer sneller voorbij gaan dan de andere keer?

Het gaf me stof tot nadenken en denken was even niet vervelen. Denken was een vlucht uit de saaie klas, waar ik mezelf urenlang kon vervelen op een dag, wachtend tot het tijd was.

Mijn verhouding met die klok – en de tijd – werd ook weer benadrukt, toen wij leerden klokkijken. Ik had het mezelf allang geleerd, daarom wilde ik ook graag de beurt. Ik wist het antwoord, maar de beurt ging vaak aan mij voorbij.

’s Morgens zaten we in de groepskring en werd er aan een kindje gevraagd hoe laat het was. De juffrouw wees naar een klok achter haar. Het was 8 minuten over 10 op de klok, dat had ik al gezien. Het klopte niet met de tijd die op de andere klok stond, bedacht ik me. Het kindje dat de klok moest lezen deed er lang over. Secondes werden minuten, maar de tijd op de klok veranderde niet. Eindelijk riep ze iets, 10 minuten voor 2! Nee, ze draaide de wijzers om. De juffrouw corrigeerde haar en de les ging verder.

De volgende dag hadden we weer groepskring, en weer moest een kindje vertellen hoe laat het was. Het was 8 minuten over 10 op die klok. De tijd klopte niet met de andere klok in de klas. De klok stond stil. Deze keer zou het vast sneller gaan dan gisteren, bedacht ik me, want nu ziet dit kindje vast wel dat de klok stil staat. De secondes tikten echter weer voorbij en werden minuten. Toen kwam er een antwoord: ‘8 minuten over 10!’ De juffrouw complimenteerde het kindje en de les ging verder.

De volgende dag hadden we weer groepskring en moest een volgend kindje vertellen hoe laat het was. De klok stond nog steeds stil. Vandaag zou het vast sneller gaan dan gisteren, bedacht ik me; nu ziet het kindje vast dat de klok stil staat. De secondes tikten voorbij en werden minuten. Ik draaide nerveus op mijn stoel: ik kon het niet geloven. Uiteindelijk kwam het antwoord. Het antwoord was goed. De dagen volgden elkaar op en de kinderen kregen allemaal een beurt, maar ik was nog steeds niet geweest. Wat wilde ik graag de beurt! Elk kindje deed er praktisch even lang over om te zien hoe laat het was. De antwoorden wisselden tussen tien voor twee en acht over tien. Ik draaide nerveus op mijn stoel, van binnen gilde ik het uit.

“DIE KLOK STAAT STIL! AL WEKEN!”

Ik wilde opstaan en schreeuwen, de klok van de muur af trekken en door het klaslokaal gooien. Ik wilde stampvoeten, ik wilde huilen; ik werd langzaamaan een beetje gek van die meedogenloze klok, van die meedogenloze tijd, die maar stug door ging met mij vervelen.

Me misdragen mocht ik niet, dat had ik wel geleerd, dus ik vocht met mezelf. Daar op die stoel in die kring, zat ik op mijn handen nerveus heen en weer te wiebelen, te vechten tegen al mijn frustratie en ergernis over die stomme klok.

Als laatste was ik eindelijk aan de beurt, na ruim 30 kinderen, ruim 30 dagen ergernis; geen enkel kindje leek het te zijn opgevallen dat de klok stil stond. Het duurde nog steeds secondes, die minuten werden, tot ze eindelijk met een antwoord kwamen. Elke dag hetzelfde juiste antwoord, maar blijkbaar had niémand dat in de gaten gehad. Dáár snapte ik dan helemaal niets van.

Eindelijk kreeg ik de beurt.

“Martine, vandaag mag jij zeggen hoe laat het is.”

Het antwoord liet niet lang op zich wachten.

“8 minuten over 10 juffrouw, die klok staat al weken stil.”

“Ja dat is waar, ik zal de batterij straks vervangen”, zei de juffrouw.

De batterij werd vervangen en de klok tikte weer, meedogenloos, gestaag, alsof ze nooit had stilgestaan. Even heb ik me serieus afgevraagd of het de juffrouw zélf wel was opgevallen dat de klok stil stond.

Het gevecht in mij maakte plaats voor moedeloosheid. Het wachten werd gewoonte. Het staren naar de klok is iets dat ik nog dagelijks kan doen, wachten tot het tijd is. Tijd voor wat?

Als niemand de klok opwindt, zal ze langzamer gaan tikken, tot ze uiteindelijk stilstaat, maar de tijd wacht niet op haar.

meedogenloos is de tijd,
geen verstand, geen ziel,
slechts één doel, doorgaan.

ondergaan wij geluk, liefde of verdriet,
de tijd trekt zich er niets van aan,
hij tikt in zijn koelbloedige ritme door,
meedogenloos, gestaag,
niets kan hem verhinderen,
niets kan hem stil doen staan.

we vinden geliefden,
verliezen ze weer,
het gevolg van de tijd,
die wij niet kunnen overwinnen,
niet kunnen manipuleren,
niet kunnen veroveren,
omdat het niet tastbaar is.

meedogenloos is de tijd.

© Tekst Martine van der Reijden | Stem Melanie Günther | Redactie Alice K. Burridge van Green Writing | Beeld via Unsplash | Stichting Hoogbegaafd!