Het verbaast me keer op keer hoe mensen uitgaan van aannames. In allerhande contexten. Zo ook in de sociale context. Want iedereen houdt toch van vrijblijvende gezelligheid? Want iedereen identificeert zich toch met het adagium ‘hoe meer zielen hoe meer vreugd?’ Want iedereen houdt toch van sociale verrassingen?

Dat blijkt zo’n aanname te zijn. Zo leerde ik jaren geleden iemand kennen tijdens een zakelijke transactie, een fijn en intelligent mens waar ik met genoegen eens een dieper gesprek mee zou voeren, over dingen die ertoe doen, over het leven. Op een mooie zomeravond was ik dan ook erg opgetogen toen ik onverwacht werd uitgenodigd voor een diner. Mijn kennis woont in een fantastisch vrijstaand huis dat uitkijkt over een prachtig, beschermd natuurgebied. Het lijkt wel alsof de tuin en de wilde natuur er in elkaar overvloeien. Occasioneel spot je er de schuwe ijsvogel met z’n fonkelend blauwe verenpak. Wat een voorrecht om daar te mogen vertoeven! Ik verheugde me op een tête-à-tête en kon me al zo voorstellen dat er een filosofische en/of warm-grappige associatieve conversatie zou ontstaan rondom een prachtig gevulde tafel, onder de gloed van een oranje-rood-roze zonsondergang… Met een glimlach reed ik dan ook mijn bestemming tegemoet. De imposante voordeur werd geopend en met een brede glimlach werd ik ontvangen, so far so good! Maar toen werd ik verder de gigantische tuin in geleid (of beter ‘om de tuin geleid’…), waar ik twee mensen aantrof die ik niet kende. Zij waren al voorzien van spijs en drank. “Maak kennis met X en Y, mijn buren!”, werd er verkondigd, alsof dit volstrekt normaal was. “Het is zo’n mooie avond en ik had al een hele tijd mijn buren niet meer gesproken, het leek me wel zo gezellig om ze deze avond óók uit te nodigen…!” Wat een ontgoocheling. Wat een banale avond werd het. Wat een vluchtig, oppervlakkig gesprek. Ik had weinig tot geen raakvlakken met deze twee mensen en ook al waren zij gemoedelijk, ze inspireerden me niet. Aldus zat ik me de hele tijd af te vragen waarom ik mijn kostbare vrije tijd met hen spendeerde.

De week na dit fiasco had ik besloten om dit voorval met mijn kennis te bespreken. Ik nam mij voor te vragen of we dit in de toekomst misschien anders konden doen, zodat we er állebei plezier aan konden beleven. Dat zei ik niet aan de telefoon; ik benadrukte echter dat ik graag even wou langskomen om een (voor mij) belangrijk een-op-eengesprek te voeren. Wederom werd ik hartelijk ontvangen, maar dit keer in aanwezigheid van de 18-jarige dochter. Dochterlief is niet discreet ergens anders gaan vertoeven. Zij zat letterlijk de hele tijd bij ons aan tafel en mengde zich af en toe in de triviale conversatie… En ook al was de dochter een zeer aangenaam persoon, dat was niet waar ik op aangestuurd had. Ik heb het toen maar zo gelaten, ik werd er spreekwoordelijk moe van, had er geen zin meer in. Soms lijk je eenvoudigweg langs elkaar heen te praten als twee tegenovergestelde verkeersstromen gescheiden door de middenberm. Het openhartige, warme, respectvolle gesprek onder vier ogen dat ik in gedachten had, is er tot op heden niet gekomen en dit contact is jaren geleden een stille dood gestorven.

Het kan ook gebeuren dat ik me heel erg verheug op een afspraak buitenshuis, met een iemand, om dan ter plaatse vast te stellen dat er nog een (voor mij) onbekende en meestal extraverte derde, vierde en vijfde persoon aanwezig zijn. Want dat blijkt nog zo’n aanname te zijn: ”Gezellig toch? Elke vreemde is een vriend die je niet kent, toch?” (Nee. Niet per se voor mij. Soms wel, maar niet altijd.)

Daar gaat mijn diepste Zielsverlangen alweer. Geen langdurig gesprek over één onderwerp maar wel oppervlakkigheid over tien onderwerpen tegelijk. Geen diepgaande conversatie en associatie, want je wil die andere onbekende personen ook niet links laten liggen, en dus verdeel je je aandacht. Zo kom je niet of moeilijk tot de essentie. Geen korte, rustgevende, sprekende stiltes tussendoor. Die vind ik persoonlijk soms fijn en dat gebeurt vaker bij een-op-eencontact dan bij meervoudig contact. Nu begrijp ik uiteraard dat mensen af en toe bijvoorbeeld hun partner en/of kinderen willen betrekken in het contact. Ik vind het zelfs heel waardevol om dierbaren te mogen ontmoeten wanneer ik iemand al wat langer ken. Dat is een hele eer en dat ervaar ik als een bijzonder voorrecht. Maar dan weet ik dat graag op voorhand. Zo kan ik mijn verwachtingen bijstellen en dan voelt dat voor mij veel beter. Of dan kan ik alsnog beslissen om die ene keer misschien niet op de goedbedoelde uitnodiging in te gaan.

Teleurstellend is het ook wanneer ik mensen al tot vervelens toe heb uitgelegd dat ik vooral plezier en voldoening haal uit een-op-eenontmoetingen en ze dit toch systematisch blijven negeren. Zo willen mensen me vaak bedanken voor iets dat ik volstrekt vrijblijvend (!) voor ze gedaan heb. Dan word ik goedbedoeld uitgenodigd voor een sociale activiteit. Met nog 3, 4, 5, 6, … personen erbij die me niet zo erg liggen of die me niet erg inspireren, welteverstaan. Dan voel ik me meestal heel erg opgelaten door deze vriendelijke uitnodiging…

Luisteren deze mensen niet? Luisteren ze wel maar horen ze niet?

Kan men er simpelweg niet bij dat mijn plezier zich buiten de koetjes-en-kalfjescirkel bevindt? Kan men dat niet geloven omdat men nu eenmaal het eigen gedrag of de eigen belevingswereld als norm aanneemt? En stelt men deze eigen norm quasi nooit in vraag? Waarom al deze aannames? Kan men niet geloven of aanvaarden dat iemand eenvoudigweg anders is? Niet beter, slechter, rigide of vreemd, maar gewoon anders? Zou de wereld er niet wel bij varen als we allemaal wat meer naar de medemens zouden luisteren? Om iemand écht te horen en aldus te zien?

1+1 is in de wereld niet altijd 2. In de sociale context kan de uitkomst van 1+1 “3” zijn, of “4”, of nog een ander cijfer.

In dat geval vind ik het fijn als ik op voorhand op de hoogte word gebracht van deze mathematische onzekerheid. Zo kan ik zelf beslissen om die wiskundige hypothese te bevestigen of te weerleggen. Het biedt me een autonome keuze.

In de Engelste taal bestaat er een rijm dat ik als een eventuele oplossing zie: let’s agree to disagree.

Ik hoef niet altijd mijn grote gelijk te krijgen.

Jij mag er zijn en ik mag er óók zijn.

Tot een compromis komen is soms een oplossing, maar niet altijd. Laten we proberen onze raakvlakken te koesteren en onze verschillen te respecteren.

Dat is een zeer moeilijke oefening, ook voor mij.

Slechts weinigen beheersen deze kunst.

Wij steunen jou. Steun jij ons ook?

NU DONEREN

© Tekst Carolien | Redactie Alice K. Burridge van Green Writing | Beeld Seth Matahelumual van Epicart | Stichting Hoogbegaafd!