Een recente uitspraak van mijn zoontje maakte me verdrietig en voegt toe aan de zorgen die ik heb omtrent hoe er met hoogbegaafden ‘omgegaan wordt’, en dan vooral met (uitzonderlijk) hoogbegaafde kinderen.
Mijn zoontje, nu twaalf jaar, trekt het zich heel erg aan hoe ‘anderen’ over hem (zouden kunnen) denken. Om hem te overreden dat hij vooral gewoon zichzelf moet zijn, gebruikte ik deze keer de volgende tekst:
Dezelfde eigenschappen die je geliefd maken, kunnen tegelijkertijd de eigenschappen zijn waardoor iemand je niet mag en het is onmogelijk om door iederéén altijd aardig gevonden te worden. Maak je nu alsjeblieft geen zorgen over wat anderen van je zouden kunnen vinden, maar doe vooral wat je zélf vindt dat hoort. Je zult zien dat de mensen die bij jou passen je dan steeds leuker gaan vinden en zolang je zelf achter je eigen gedrag en keuzes staat, zou het je niet moeten deren of anderen je niet aardig vinden.
Zijn reactie daarop was:
Ik weet niet wie ík ben… want ik pas me al m’n hele leven aan en ik heb allerlei verschillende persoonlijkheden omdat ik bij iedereen anders ben. Hoe moet ik dan nu nog weten welke daarvan mijn échte ik is…?
Dit soort uitspraken breken mijn hart en tegelijkertijd begrijp ik dat hij door zijn hoogsensitiviteit moeite heeft met referentiekaders, met onderscheiden wat ‘van hem’ en wat ‘van anderen’ is en met definities. Net als hij ooit zei:
Ik weet niet hoe ‘gelukkig zijn’ voelt, want ik weet niet wat ‘gelukkig (zijn)’ is…
Nu denk ik dat zich aanpassen om ‘aardig gevonden te willen worden’ in meer of mindere mate geldt voor heel veel kinderen, maar bij hoogsensitieve, hoogbegaafde kinderen gaat dit veel dieper, werkt het breder door en blijft het langer hangen, mede doordat de mate van aanpassing groter is.
Toen hij vertelde meerdere “persoonlijkheden” ontwikkeld te hebben, afhankelijk van waar en bij wie hij is, vroeg ik hem om in percentages aan te geven waar hij het minst en het meest dacht zichzelf te kunnen zijn. Hierop gaf hij verschillende percentages aan, variërend van -113% tot +98%. De één na laagste score was op school, hier kon hij maar 20% (!) van zichzelf zijn.
Het voorbeeld van Kathleen Venderickx aan het begin van de video Waarom halen zo veel hoogbegaafden geen diploma?, waarin ze beschrijft hoe en wanneer een hoogbegaafde peuter al begint met aanpassen, is tekenend. En eerlijk gezegd is dat ook best moeilijk te voorkomen als je als peuterjuf of basisschoolleraar totaal geen inzicht hebt in hoe hoogbegaafdheid werkt. Hoogbegaafden zijn vaak meesters in ‘onderduiken’.
Dat mijn kind, na 8 jaar continu aanpassen, zich niet meer herinnert wie hij nu eigenlijk zélf is, is natuurlijk diep triest.
Het kan toch niet waar zijn dat we als maatschappij deze ongelofelijk mooie, gevoelige en multigetalenteerde kinderen, de Da Vinci’s, Mozarts en Einsteins van de toekomst, steeds maar ‘onder de mat blijven schuiven’ omdat ze afwijkend zijn van de grijze, volgzame massa, men daardoor niet weet wat ze ‘ermee aan moeten’ en deze kinderen zich daarom maar steeds aan moeten passen aan het gemiddelde, met als gevolg dat ze zichzelf kwijtraken?
Daarom blíjf ik ervoor pleiten dat kennis over hoogbegaafdheid (en hoogsensitiviteit) een vast onderdeel moet worden bij opleidingen voor peuterleiders en leerkrachten. Tijdige (h)erkenning van deze kinderen kan zo enorm veel diepe ellende voorkomen, waaronder existentiële depressies en trauma’s!
Don’t change so people will like you. Be yourself and the right people will love you.
Zo herkenbaar, mijn dochter(145+) van 14 loopt momenteel helemaal vast. Dit omdat ze geen eigen ik heeft leren ontwikkelen.