‘Rijdt deze bus ook door naar Beek?’
Ik draai me half om en antwoord bevestigend. Ik heb hem al zien zitten als ik tussen de banken door naar achteren loop: een jonge kerel met gemillimeterd haar en een gitaartas op de stoel naast hem. Terwijl ik me alweer terugdraai zegt hij, vrij snel:
‘Ik heb al zin in Graspop.’
De oude dame in de rij voor hem beweegt nerveus heen en weer, maar hij spreekt zacht en heeft een vriendelijke stem.
Hij heeft mij natuurlijk ook gezien terwijl ik tussen de banken door naar achteren loop en gokt, waarschijnlijk op basis van mijn kleding, dat ik van metalmuziek houd. Dat klopt, en we raken aan de praat over metal en andere zaken, of liever gezegd, hij barst los in een spraakwaterval die als een op hol geslagen train of thought alle wissels negeert en in moordend tempo onthult dat hij ook van metal houdt, verslaafd is, geen ‘Colombia’ kan betalen en dus voor ‘Duitse’ gaat en een strafblad wegens alcoholmisbruik heeft, en dus maar water drinkt als hij gebruikt. Hij neemt drugs om ‘af te draaien’ en rookt daarbij wiet om ervoor te zorgen dat het niet te heftig wordt. Daarnaast maakt hij muziek en schilderijen. Op een gegeven moment wijst hij naar zijn hoofd en zegt:
‘…maar het maalt maar door hier.’
Alles wijst er op dat hij lijdt aan ADD of een vergelijkbaar probleem.
Gelukkig heb ik daar geen last van, maar ‘het maalt maar door hier’ vind ik een zeer herkenbare waarneming. Ik heb in het verleden ook verdovende middelen gebruikt, hoewel verslaving me bespaard is gebleven en ik er al jaren geleden, min of meer onbewust, mee opgehouden ben. Schrijf ik terwijl ik met een half oog naar de gin & tonic naast mijn klavier kijk.
Over het waarom van dat drugsgebruik heb ik mezelf eigenlijk nooit vragen gesteld, maar soms moet iemand anders die vraag stellen, zodat je jezelf realiseert dat je het antwoord altijd al geweten hebt. Ik ben een paar maanden geleden aan het borrelen met een vriendin, M. Zij stelt de vraag en ik realiseer me na een paar seconden nadenken het volgende: high of stoned zijn stopt de kermis in mijn hoofd!
Het vervaagt de grenzen tussen zintuigen en tussen waarneming en suggestie, waardoor ik helemaal gefixeerd kan raken op één ding. Dat kan muziek zijn die ik in het donker langs het plafond zie bewegen, het kan ook de vorm van de scheuren in de bast van een boom zijn, of juist de zintuiglijke vervreemding zelf, maar in ieder geval neemt het me, voor zolang het duurt, helemaal in beslag. En als er iets moeilijk is voor iemand die er niets tegen kan doen dat hij alles, maar dan ook echt alles interessant vindt, dan is het wel concentreren op één ding.
Dit betekent niet dat ik aan het overwegen ben om weer drugs te gaan gebruiken, of dat ik het gebruik ervan wil aanprijzen (al vind ik het nog steeds hypocriet dat een stuk als dit aanzienlijk meer ophef zou genereren wanneer ik ‘Schrijf ik terwijl ik met een half oog naar de heroïne naast mijn klavier kijk.’ geschreven had).
Drugsverslaving is vreselijk. Mijn nieuwe vriend in de bus ziet er eigenlijk behoorlijk gezond uit voor een drugsverslaafde (‘…ik eet wel zoveel mogelijk gezond’) en lijkt zijn situatie redelijk in de hand te hebben, maar hij zit natuurlijk in een beroerde situatie.
Maar ik heb er alle begrip voor dat hij drugs is gaan gebruiken om de kermis in zijn hoofd tot bedaren te brengen.
Tegelijk zou het mooi zijn als er meer pleinen zouden zijn voor kermishoofden. Klaslokalen met rollercoaster-lesstof. Werkplekken tollend onder de stroboscooplampen en een beukende beat.
Mooi verwoord!
Ik snap je begrip maar geloof dat er ook andere – minder ongezonde en kostbare – manieren zijn om die kermis wat te bedaren..
Die zijn er gegarandeerd! Ik zou ook niemand willen overtuigen om drugs te gaan gebruiken. Al heb ik er ook geen spijt van.