Lange tijd vroeg ik me af hoe het toch kwam.
“Wát kwam?”
Die vraag had ik verwacht!
Nou gewoon, hoe het toch komt dat normaal begaafden de hoogbegaafden bij voorbaat al lijken uit te sluiten en waardoor het komt dat die hoogbegaafden soms toch zo stuntelig over kunnen komen, terwijl ze juist een hoger IQ hebben. Voor een normaal begaafde is het aanzien van al dat stuntelen waarschijnlijk een vreemde gewaarwording waar ze maar liever ver vandaan blijven.
Zouden hoogbegaafden niet juist veel geraffineerder en veel gelikter over moeten komen door hun hogere IQ? Dat is dus niet zo en ik vroeg me lange tijd af hoe dat kwam.
Dankzij mijn lidmaatschap van de Hoogbegaafd! groepen kwam ik steeds meer in contact met hoogbegaafden. Ik ging naar meetings en ik sprak af met mensen voor een kop koffie bij hen of bij mij thuis en toen viel mij, al vrij snel, iets op.
In hun bewegingen, hun motoriek en hun hele doen en laten, zag ik een poel van herkenning waar ik af en toe schaamteloos hard om heb gelachen. Sorry, ik heb jullie niet uitgelachen: het was uit herkenning.
Het stuntelige, waar ik dus zelf ook last van kan hebben, zag ik met regelmaat terugkomen. Daarmee bedoel ik niet dat een hoogbegaafde stuntelend door het leven gaat, welnee, maar er was toch iéts anders in hun doen en laten. Op zo’n manier dat het toch opviel.
Het duurde dan ook niet lang voordat ik begreep wat de oorzaak moest zijn. Ze dénken véél meer na bij wat ze doen.
Ze zijn zich ook bewuster van wat ze doen. Doordat ze zich bewuster zijn van wat ze doen, denken ze er ook veel meer bij na.
Laat ik het concreet maken en als voorbeeld een simpel kopje koffie nemen. Een normaal begaafde drinkt een kopje koffie en zet het terug op de tafel. Het gaat soepel, gedachteloos. Ondertussen praat hij door over koetjes en kalfjes met zijn gesprekspartner. Niks aan de hand.
De hoogbegaafde drinkt hetzelfde kopje koffie en wil deze, tijdens het gesprek, op tafel neerzetten en begint dan ineens te denken wáárom hij eigenlijk dat kopje koffie op die tafel neer gaat zetten. Misschien is dat niet de juiste plek? Misschien komen er dan kringen op de tafel? Hij zoekt vervolgens naar een andere plek om zijn kopje koffie neer te zetten. Afgeleid van zijn verhaal onderbreekt hij de vloeiende beweging die hij naar de tafel aan het maken was, zoekt om zich heen naar de beste plek om zijn kopje koffie neer te zetten, ziet naast zich een schoteltje waar het op kan staan en zal het dan daar neerzetten. Het kan ook zijn dat hij ondertussen nog een keer afgeleid raakt door een vraag die zijn gesprekspartner stelt. Dan heeft hij zijn beweging zelfs twee keer afgebroken. Een beweging afbreken, om over te gaan tot een andere beweging, komt stuntelig over.
Ingewikkeld hè? En dat allemaal voor een kopje koffie.
De stuntelige en twijfelende bewegingen komen dus niet voort uit onhandigheid, maar uit bedachtzaamheid.
Dan nu de link naar innovatie. Waarom heb ik een link gelegd tussen stuntelen en innovatie? Wanneer een hoogbegaafde ergens goed in getraind is, zal hij juist weer een stuk sneller en soepeler kunnen handelen. Het tempo in zijn brein ligt een stuk hoger en daardoor zal hij sneller kunnen reageren en sneller ergens op in kunnen haken. Maar het zoeken naar de beste oplossing, de beste methode, kost tijd. Dat kan betekenen dat je terugkomt op je eerste ingeving en dat kan stuntelig overkomen.
Wanneer ik mezelf iets heb eigengemaakt, ben ik er ook erg vlot in. Ik wil er dan nog zo min mogelijk tijd aan besteden. Het gaat me snel vervelen en dan ga ik zelfs weer op zoek naar nieuwe methodes om die oude taak uit te voeren.
Misschien kan het sneller, misschien kan het nog beter? Door het zoeken naar nieuwe methodes om een oude taak uit te voeren, raak ik ook weer uit mijn routinematige handelingen en zal ik ook weer eens stuntelen. Dat doe ik ook als ik uit deze routine gehaald word door iets onverwachts.
Het proces van, eerste ingeving → nadenken → handeling bijstellen, zal zich dan weer herhalen.
Om er dan achter te komen dat die nieuwe methode niét beter is, of nog wat aanpassingen nodig heeft voordat hij beter is. Dit kan bijvoorbeeld zelfs gaan om het op slot doen van mijn auto. Het zijn handelingen waar ik dus steeds opnieuw over ga nadenken. Hoe doe ik dat? Kan het beter? Is het handiger als ik die handeling eerst zó doe en dan zó?
Ingewikkeld hè? En dat allemaal voor een paar simpele dagelijkse handelingen.
Bij elke hoogbegaafde zal het zich weer anders uiten, maar het is een feit dat hun hersenen sneller werken, daarom ook sneller willen, overal bij stilstaan, over na gaan denken en willen graven tot er niets meer te graven valt. Als er dan niets meer valt uit te diepen, vervallen ze in verveling en gaan ze weer op zoek naar nieuwe dingen om te bedenken en uit te diepen.
Innovatief zijn is voor mij dan ook een drang naar vernieuwing. Een niet te stillen honger naar vernieuwing, om maar niet verveeld te raken door het oude bekende. Hetgeen dus steeds gepaard gaat met het proces van eerste ingeving → nadenken → handeling bijstellen. Wat dus stuntelig overkomt.
“Waarom doen mensen dingen zoals ze doen?” vraag ik me vaak af.
“Iedereen doet het zo”, is de onbevredigende reactie die je dan vaak krijgt.
“Ja? Kan het dan ook anders? Waarom doen ze het niet zó?”
Dan ben ik alweer aan het brainstormen en aan het uitvinden hoe het ook anders kan. Dan ga ik dat proberen en loop ik wel eens tegen problemen aan. Daardoor leer ik veel. Ik leer problemen op te lossen en problemen te voorzien. Daardoor raak je, op den duur, steeds meer gedreven in het vinden van nieuwe, betere oplossingen voor oude problemen.