Zij dacht dat hij de vraag niet begreep. Het was zij die zijn antwoord niet begreep.
Je kind heeft een IQ van 145+. Wat betekent dat, die 145? En waarvoor staat die ‘+’? Als je het zo ziet, zou je zeggen dat een IQ van 180 en 145 net hetzelfde is. Alsof je na een IQ-test te horen krijgt:
“Mevrouw, uw kind heeft een IQ van 110-.”
Het kan 80 zijn, of 108.
Je leest boeken over hoogbegaafdheid, maar voelt je toch net niet aangesproken. Ergens wringt het. Ergens is het toch anders. Je gaat naar school en bespreekt het met de zorg, met de leerkrachten. Ze stellen je gerust:
“Wij hebben kangoeroeklassen en differentiatiemateriaal.”
De school wil wel, de school probeert, maar je kind gaat er niet op vooruit…
In het hoofd van je kind zit een leeuw. Een leeuw die jaagt op kennis, wil genieten van de rijkheid van zijn omgeving, alles wil horen en zien en erkenning wil krijgen voor zijn capaciteiten.
Vanbinnen zit er meer grootsheid dan wat je in de schoolbanken ziet zitten.
Hij voelt zich niet uitgedaagd door een uurtje kangoeroeklas of het differentiatiemateriaal dat gemaakt is voor een gewoon hoogbegaafd kind.
Hij heeft een constante honger: leerhonger.
Hoeveel je ook aanbiedt, het lijkt amper genoeg. De hoeveelheden die hij verorbert, zijn enorm. Elk antwoord wordt gecounterd door vraag naar meer.
Complex = simpel.
Wat voor een ander complex lijkt, is voor hem evident. Hij begrijpt hoe hij het beste kan jagen: snelheid, ondergrond, hoek om te springen, hoe hard en waar hij moet bijten, … Hij vindt dat moeilijk uit te leggen. Dat is zijn natuur, dat is zijn normaal. Hoe leg je dat uit?
Te lang te weinig om handen maakt de leeuw lui.
De gazellen mogen voor zijn ogen staan dansen: hij zal niet bewegen. De leeuw heeft geen zin meer. Zijn intrinsieke leerhonger is weg. Hij is al te lang op dieet gezet.
“Wat wil jij nu (w)eten?”
Het simpele is complex voor hem. Hij is niet geboren om te aanvaarden dat dingen nu eenmaal zijn zoals ze zijn. Zijn hoofd is koning, zijn hoofd is baas, zijn hoofd wil weten. Na een lang dieet is dat een moeilijke vraag: “wat wil jij nu (w)eten?”
Als hij in de spiegel kijkt, schrikt hij van wat hij ziet. Wie ben ik? Een kleine kat, of een grote leeuw?
Het vergt heel wat moed om terug te durven zijn wat hem op dit punt heeft gebracht en te hopen dat het nu anders zal zijn.