“Want je hebt maar één iemand nodig die je optilt en laat zweven boven het alledaagse rumoer. Iemand die je ziet. Niet om wat je bent, maar om wat je eventueel zou kunnen. Dat gun ik alle leerlingen. Dat de rest van de wereld een chaotische klerezooi is, ontdekken ze vanzelf wel.”
Roos Schlikker, schrijfster, in Het Parool
Pakkend beschreven: “iemand die je optilt en laat zweven boven het alledaagse rumoer. Iemand die je ziet.”
Ja, dat iemand je ziet is oh zo doordringend. Het is je eigen massa op verlichtende wijze van betekenis doorvoelen.
Een beetje geïrriteerd schrijf ik het woord “verlichtend” – niet alwéér dit woord – nog even en je bent verlicht, niet zo zeer als leeg van binnen, als wel “hol van betekenis”.
Maar goed, die irritatie terzijde: wanneer iemand je ziet, wordt een negatieve zijnsovertuiging zomaar ineens gevoed met en omgebogen tot positieve varianten.
En ja, dat is verlichtend; het zwaarmoedige transformeert niet zozeer naar hoogmoed als wel naar zelfversterkende zachtmoed.
“Hell is other people”, zei een geroemd filosoof. Spiegelende reflectie is de voedingsbodem voor houdbaar samen-zijn, vermoed ik.
Als weleens gevraagd wordt waarom ik als coach werk en hoe mijn interesse voor de theorie van positieve desintegratie gewekt werd, dan kan ik daar verscheidende versies over vertellen. Meestal benadruk ik een voor mij doorslaggevende ontmoeting met een ondertussen goede vriend, die in mijn beleving een vereeuwigde betekenis heeft in… jawel, mij zien.
Soms licht ik toe welke bestaansworstelingen ik heb gekend en ken, en waarom het zo weldadig van zin is dat het Dabrowskiaanse perspectief op des levens moeilijkheden de relatie, verhouding, de verbinding, de beweging en de samenhangende betekenis tussen positief en negatief op een ontwikkelgerichte wijze opklaart. Dan sta ik persoonlijker stil bij angst, verdriet, teleurstelling, onzekerheid, ongemak, schaamte, pijn of gebroken-zijn. Ja, die ervaringen hebben er allemaal ook aan bijgedragen dat ik me nu bewust wil en (voor zover ik ervaar 😉 ), meestal, kan zijn van de negatieve energie die in me circuleert, om me heen circuleert en om draagkracht, veerkracht, wijsheid en liefdevolle vriendelijkheid vraagt. Als je het aan mij vraagt.
Maar… zoals de ontmoeting met de goede vriend reeds benadrukt: het zijn, net zo goed en minstens zo van belang, met alle wetten van behoud van energie, de soms kortstondige en ook frequente ‘schone, goede, positieve en hartverwarmende’ mens-contactmomenten die me boven het “er aan onderdoor gaan” hebben doen bewegen.
Zo was er eens een leraar aardrijkskunde, die aan het einde van de middelbare school verwonderd reageerde toen ik vertelde economie te gaan studeren. “Jij?”, zei hij.
“Ik dacht dat jij wel bestuurskunde zou gaan doen. Anderen leiden.”
Ik zou zijn woorden nooit vergeten. Deze man, met zijn eclectische wijze van lesgeven en zijn ietwat nerveuze vertelstijl, had mij gezien. Zo voelde dit toen.
Het einde van de middelbare schooltijd is emotioneel complex, woelt een beetje van zowel positieve als negatieve emoties. De opmerking van de aardrijkskundeleraar ‘organiseerde’ de complexiteit op dat moment verzachtend. Inderdaad, leiderschap, dat zou ik in het toen reeds langer aanhoudende verdriet welhaast aan de vergetelheid toevertrouwen, maar was van jongs af aan een kwaliteit die me natuurlijkerwijs afging. Het is verfrissend als iemand voorbij je verdriet je kwaliteiten ziet!
Waarderend gezien worden
Zo was er ook mijn moeder die in een telefoongesprek eens ogenschijnlijk achteloos zei (en zag):
“Ik weet zeker dat jij een fantastisch boek kan schrijven, oh nee, dat weet ik zeker.”
De relatie met mijn moeder was tijdens en na de ontwrichting van ons gezin en de scheidingsperikelen en -prikkels “gecomplexificeerd”. Ik zou willen zeggen:
Die ene opmerking hé, mam, aan de telefoon toen, hoeveel lieve ordening brengt dit aan in een relatie toch al gekenmerkt door vereeuwigde verstrengeling en soms nog ontknopende pijnpunten.
Haar opmerking aan de telefoon voelde zoals toen ze me als koter zonder enige twijfel tussen haar knieën liet vallen, hop, hop, paardje in galop. Oh nee, dacht ik, gaat dit wel goed? Ze leek er geen moment aan te twijfelen.
Het moge dan veel meer contactmomenten tezamen zijn die allen ook zonder bewustzijn hierover van invloed zijn op het contact met mijn moeder; zo’n vluchtige opmerking van “iets” wat voor haar wellicht klaar-helder is, over wat ik zou kunnen, is (jawel..!) verlichtend. Een vrije val de diepte in, als hoogtepunt van een kort telefoongesprek.
Tja, zij zag mij allang voordat ik een notie van een relatief zelf had en in onze blikwisselingen leerde ik gestaag iets erkennen van zucht naar taal als zelf-expressievorm.
Ook was er mijn vader, die na mijn zoveelste niet afgeronde poging tot een sociaal aangepaste functie binnen een organisatie, groot of klein, meelevend knikte, invoelend glimlachte en zo af en toe iets zei in de trant:
“Ja, dat is een beetje wie je bent, aard van het beestje, gewoon verder proberen, je weet niet, ga gewoon maar door.”
Hoe een ingenieus en inherent ook pijnlijk systeem van trial-and-error in een korte uitwisseling zo bemoedigend als niet determinerend voor wie ik naar ervaring onvermijdelijk ben gekenmerkt werd! Oftewel, vertrouwen, daar ging het om. En rust en regelmaat, beaamde hij, met zijn door de jaren heen gerijpte zelfkennis als bagage, die ondertussen de mijne niet meer zo sterk was.
Maar ook was er een empathisch begaafde therapeute die, alle psycho-analyses daargelaten, eens op mijn stotterende relaas over een aankomende verhuizing reageerde met:
“Waarom kun je jouw zussen niet vragen om hulp?”
Daarmee keerde ze mijn perspectief op levensgebeurtenissen op z’n kop en ik steeg boven een redderssyndroom en huiselijke rolverwisseling uit.
Sterker nog, relaties hadden en hebben helemaal niet zoveel met aandoeningen van doen, maar met samen-zijn en samenwerken, kon ik toen weer even “gewoon” voelen. Haar doortastende vereenvoudiging doet me nog steeds complex veel.
Of mijn partner die eens scherpzinnig als hij kan zijn (en waar ik fijngevoelig mee om heb leren gaan) zei:
“Het is misschien ook belangrijk te weten wat je niet kan.”
Ja, dit kan paradoxaal ontmoedigend klinken, ‘maar’ voor iemand die in vrijheid zwom, vanuit richtingloze openheid, die zo af en toe gevoelsmatig in de vrijheid verdronk, was de door hem aangestipte ‘negatieve vrijheid’ een zinscheppende suggestie! Eén die de aflatende chaos even transparant maakte en me bewust maakte van het eigene dat ik kon onderscheiden van het on-eigene, maar ietwat onbeholpen verinnerlijkte.
Zo leerde ik beter zien wat ik niet kan en waar ik gerust – als het zo is dan maar mét schaamte – maar niet zozeer uit ontreddering, hulp bij kan vragen.
Er zijn mensen die deel gaan uitmaken van je persoonlijkheid zoals je deze bewust structureert, herinnert (re-member-ed). Personen die niet veronachtzamen dat je je eenzaam kan voelen, maar die eenzaamheid er in verbondenheid laten zijn voor wat het is. Het niet problematiseren, misschien nooit benoemen, maar ook niet tot unieke identiteit verheffen (want dat kun je lastig te boven komen..).
Hoe graag ik soms ook heb gewild dat mijn problemen gezien werden, ben ik evenzo dankbaar voor de momenten waarop ik ondanks mijn oh zo klein- en grootmenselijke gevoelens gezien werd voor wat ik óók kan zijn.
Mentor Dabrowski
Dabrowski benoemt verscheidende malen in zijn analyses van casuïstiek de rol van een mentor, niet per se als zodanig door hem benoemd, maar eerder als iemand die althans een dergelijke, aanmoedigende, bewustmakende, voorbeeldig vér-beeldende functie heeft – in het, abstract geformuleerd, herstructureren, reorganiseren van het individu tot persoonlijkheid. Kenmerkend heeft Dabrowski zelf deze betekenis voor velen gehad, direct en indirect, waar ik tijdens het Internationale Dabrowski Congres in 2014 getuige van was door kennis te maken met zijn ex-studenten en dochter.
Bovendien stelt Dabrowski relatiegevoelens en relatie-erkennende psychische kwaliteiten – denk aan schaamte, schuld, liefde, verantwoordelijkheid, onzekerheid – voorop in de door hem beschreven, gelaagde ontwikkeling van empathie, autonomie, authenticiteit en compassie.
En, hoewel via een omweg, voelde ik me ook middels Dabrowski’s visie gezien. Zo reflecterend en zo eens terugkijkend, is je schrikbarend veel gezien voelen een uitdaging op zich.
Als niet te stuiten afsluiter: hoe mooi en fijn is het om een ander te (leren) zien, om wat bij jou gezien werd mede middels je persoonlijke perspectief te zien veranderen in kansen tot andermans zich-gezien-voelen: overeenkomstig onvergelijkbaar. Het zelfzoekende voorbij, het geenander-zijn tegemoet kijkend.