Iemand vroeg mij laatst wat ik belangrijker vond in het schrijven van mijn columns, oftewel schrijver zijn voor Stichting Hoogbegaafd!: Voldoening of Erkenning?
Mijn antwoord was: voldoening is fijn, maar erkenning voor wie (en wat) ik ben is ook fijn. Zeker als je je hele leven die erkenning nooit echt gehad of gevoeld hebt. Ik merk nu dat ik niet meer ’the odd one out’ ben: er zijn méér “rare” mensen zoals ik! Dus als ik op dit moment zou moeten kiezen met betrekking tot het schrijven van mijn columns, dan kies ik voor ‘erkenning’. Al geeft de herkenning bij vele lezers mij ook wel voldoening.
Die persoon verstond onder ‘erkenning’: ‘waardering van anderen’, maar dat is niet wat ik eronder versta. Een ‘(a)typisch’ voorbeeld: een kind ‘waarderen’ is toch echt wel iets anders dan een kind ‘erkennen’. Het zijn tenslotte ook twee verschillende woorden.
Vanuit mijn optiek kan je iemand, of bijvoorbeeld diens standpunt, erkennen en respecteren, wat niet per definitie betekent dat je het met diegene eens bent of hem/haar waardeert. Mijn betekenis van ‘erkenning’ is: dat je gezien wordt voor wie je bent, een validatie van je ‘Zijn’.
Vele hoogbegaafden moeten dit ontberen, waaronder ook veel kinderen.
De laatste tijd is er steeds meer berichtgeving rondom hoogbegaafdheid. Helaas zijn het meestal alleen de “wonderkinderen” die het nieuws halen, waardoor er echt een vertekend beeld ontstaat van wat hoogbegaafd zijn nu werkelijk inhoudt. Er komt namelijk veel meer bij kijken dan alleen maar ‘een hoog IQ hebben’. Het is ook een bepaalde combinatie van zijnskenmerken, waardoor hoogbegaafden doorgaans eerder gehinderd worden dan dat zij succes behalen, zeker in het geval van kinderen.
Er zijn genoeg hoogbegaafden die vroeger zelf overtuigd waren van dat ze dom waren, of dat gevoel werd gegeven, omdat ze anders dachten en reageerden dan klasgenootjes. Omdat ze de standaard opgaven anders interpreteerden dan anderen en/of omdat ze niet meeliepen met, dan wel afweken van “de massa”.
Een flink aantal volwassenen is er nu pas achter gekomen dat ze hoogbegaafd zijn, veelal door de ontdekking dat hun kind hoogbegaafd is. Voornamelijk is dat omdat er in hun jeugd nog vrijwel niets over bekend was of, wanneer het wel bekend was in een zeldzaam geval, er vooral geen ruchtbaarheid aan gegeven mocht worden want ‘doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg’, ‘je past je maar aan’ of ‘pas maar op dat je niet naast je schoenen gaat lopen’.
Nog steeds hangt er een air om hoogbegaafdheid heen dat (ouders van) hoogbegaafden “opscheppers” zijn en nòg steeds durven mensen er niet voor uit te komen dat zij zelf, of hun kinderen, hoogbegaafd zijn, uit angst dat ze als ‘arrogant’ bestempeld zullen worden.
Maar laat ik je dit zeggen: hoogbegaafden halen geen voldoening uit het vertellen dat ze hoogbegaafd zijn en àls ze er al over praten, dan is het omdat ze erkend willen worden!