Cliënt: “Mensen zeggen nogal eens tegen me dat ik niet bij mezelf ben.”
Ik: “En wat vind jij?”
Cliënt: “Het klopt. Ik ben niet bij mezelf. Ik ben overal behalve daar.”
Ik: “Oké, en waar ben je dan zoal?”
Cliënt: “Om te beginnen heb ik geen focus, ik let overal op, zie alles, heb over alles een mening, ideeën blijven komen en in mijn hoofd spoken.”
Ik: “Overal, alles, specificeer dat eens als je wilt. Je zit nu hier, waar gaat je aandacht naar uit?”
Cliënt: “Oké, ehm… oké ik heb nu dus al moeite met kiezen, want alles lijkt relevant.”
Ik: “Je hoeft niet te kiezen. Vertel me gewoon alles wat je denkt.”
Cliënt: “Haha, nou alles, dat wil je niet weten hoor, dan zitten we hier de hele dag.”
Ik: “Oké, dus je vult in wat mijn behoefte is en je doet een toekomstvoorspelling. Waar denk je nog meer aan?”
Cliënt: “Ja, nou ik ben door schade en schande wijs geworden. Niet iedereen zit op mijn inbreng te wachten. Ik kan toch niet alles vertellen.”
Ik: “Geen idee. Ik zou zeggen, probeer het eens. Dit is je moment, ik houd je niet tegen. Als jij wilt, dan kun je hier al je gedachten uiten, je gevoelens, alles wat je opmerkt. Waar denk je nu aan?”
Cliënt: “Aan mijn hulpvraag. En hoe ik die bondig formuleer.”
Ik: “Bondig formuleren is niet nodig, maar je denkt dus aan je hulpvraag en je vindt dat je die bondig moet formuleren. Oké, waar denk je nog meer a..”
Cliënt: “Werk. Ja ik moet snel zijn, anders beginnen de opties weer van voren af aan.”
Ik: “Prima, welke beelden en gedachten rondom werk komen er voorbij?”
Cliënt: “Volgens mijn teamleider moet ik minder op anderen letten en meer op mezelf.”
Ik: “Ja, dat kan zo zijn. Oké, je denkt dus aan je teamleider en wat die over je zegt. En waar denk je nog meer aan?”
Cliënt: “Ja, aan wat anderen over me hebben gezegd, over dat ik niet bij mezelf ben. En hoe ik dat voor elkaar krijg. Aan de dresscode bij ons op kantoor, dat dresscodes eigenlijk maar vreemde afspraken zijn en hoe de wereld eruit zou zien zonder dresscodes. Ik vroeg me ook af of jij een dresscode hebt voor dit soort gesprekken. Het zal wel niet, dat geldt natuurlijk meer voor formele clubs, ik las laatst adviezen van een etiquettedeskundige over hoe om te gaan met bepaalde sociale situaties. Bijzonder beroep lijkt me dat, anderen vertellen hoe ze hun leven moet inrichten, die etiquetteregels lijken me zo willekeurig en ze gaan natuurlijk niet altijd op. Zul je net zien dat de regel dan bij jou niet van toepassing is, haha, daar ga je dan met je advies. Kun je me nog volgen, ik spring vaak van de hak op de tak?”
Ik: “Ja hoor, ga door, waar houd je je nog meer mee bezig op dit moment, nu we hier zitten?”
Cliënt: “Nou, die witte muren hier en die bronzen schaal of wat is het, daardoor dacht ik terug aan de vakantie. Mijn vriend en ik gaan elk jaar op vakantie naar Schotland, Ierland, Wales, alles van de UK behalve de drukke steden. Die eindeloze heuvels, dat weer dat zo grauw is als het die dag wil zijn, druilerig, trekt zich niets aan van de zon. Zo intens en beschut, we hebben er onze vaste restaurants, ze kennen ons er inmiddels. In Wales is een brouwerij, een familiebedrijf, stugge mensen, heel normaal, zonder pretenties. Ze maken hun bier, doen hun werk, en het is ongelooflijk goed spul. Als ik daar ben, wil ik nooit meer weg. Voor mijn vader zou het niets zijn, het is te ambachtelijk, het zou hem te lang duren, en bier is iets voor de lagere klasse. Voetbalsupporters en concertbezoekers. Geen Concertgebouwconcert hè, maar Guus Meeuwis, André Hazes, dat soort mannen. Nee, wij drinken wijn. Met bier hoefde ik vroeger niet thuis te komen, ik hield vroeger al niet van wijn, maar heb het leren drinken voor in gezelschap. Ik weet nog dat ik toen ik 15, 16 was, ging stappen met een vriendin, en dat ik dan steevast na de hele avond bier te hebben getankt afsloot met een flink glas wijn. En dan goed spoelen en gorgelen. Ik gooide het zelfs over mijn kleding zodat de ‘juiste’ geur bleef hangen, alles om te voorkomen dat mijn vader zou weten dat zijn goede dochter bier dronk in plaats van ‘die mooie wijnen’.”
Ik: “Oké, als je nu terugkijkt naar de reis die je de afgelopen drie kwartier hebt gemaakt, waar ben je dan geweest? Ik schrijf met je mee op de flipover.”
Cliënt: “Zo! Nou, het was een mooie reis, maar waarheen?? Gelukkig hebben we de foto’s niet meer! Het is maar goed dat die tegenwoordig digitaal zijn.”
Ik: “Je ontwijkt jezelf en je leidt jezelf af. Je geest gaat op reis en als je al je aandacht aan die reis geeft, dan reis jij mee. Waar is je aandacht op gericht geweest?”
Cliënt: “Oké, ik was in Wales, met mijn vriend, thuis bij mijn vader, bij de teamleider, ehm mijn hulpvraag… de etiquettedeskundige… over een dresscode heb ik het nog gehad… en wat jij voor dresscode hebt… bier en wijn, uitgaan, Guus Meeuwis…”
Ik: “De lijn die hierin te zien is, is dat je gedachten gaan over de ruimte om je heen, over andere mensen, over het verleden en over de toekomst, en niet over jou nu. Die gedachten hoeven niet weg, het punt is dat jij weg bent zodra je je gedachten volgt. Je neemt veel waar, legt complexe verbanden, associeert creatief en snel. Volgens mij is het dan heel begrijpelijk dat je die capaciteiten bovengemiddeld veel richt op de wereld om je heen. Begrijpelijk, en niet altijd wenselijk hoor ik van je. Weet je hoe je je voelt als je aandacht verspreid is?”
Cliënt: “Hoe voel ik me, ja geen idee, normaal denk ik, ik ben altijd zo.”
Ik: “Je kwam hier met de opmerking dat je niet bij jezelf bent. Enig idee waar je zou willen zijn?”
Cliënt: “…ja, dat is ambivalent, ik wil bij mezelf zijn, wat dat dan ook betekent, en tegelijk wil ik er niet heen. Ik wil er zijn, maar er niet heen, klinkt dat logisch?”
Ik: “Hoe voelt dat, om ergens te willen zijn maar er niet heen te willen?”
Cliënt: “Ja, ambivalent.”
Ik: “Ambivalent. Hm-mm. En hoe zou de bierdrinker in jou dat omschrijven? Je wilt ergens zijn, maar er niet heen. Hoe voelt dat, als je spreekt vanuit je bierdrinker?”
Cliënt: “Haha, dat is een goeie… Die heeft er geen zin in, is ongeduldig.”
Ik: “Oké… En stel dat die bierdrinker een zachtaardig persoon is, heel goed naar zichzelf luistert, in alle eenvoud het hart op de tong heeft, en weet wat er onder dat ongeduld en die tegenzin zit?”
Cliënt: “Dan doet hij waarschijnlijk aan yoga.”
Ik: “Je zei ‘er wel te willen zijn, maar er niet heen te willen’. Concentreer je op die laatste ‘willen’, ik vraag me af of dat het meest treffende werkwoord is.”
Cliënt: “Hm. Oké. Misschien niet. Ik wil wel bij mezelf zijn, maar ik… willen willen… ja, dat is het inderdaad niet, ik wil wel. Ergens wil ik wel. Het is meer dat… ik denk dat het werkwoord ‘durven’ beter van toepassing is.”
Ik: “Dus de bierdrinker wil wel, maar durft niet. Hoe voelt die bierdrinker zich?”
Cliënt: “Ja… hij is bang.”
Ik: “Waarvoor?”
Cliënt: “Voor wat ie tegenkomt.”
Ik: “En als je dat formuleert vanuit jezelf, in de ik-vorm?”
Cliënt: “Jaaaa, dat is dus…”
Ik: “Blijf hier. Zeg het hardop.”
Cliënt: “…ik ben blijkbaar bang voor wat ik tegenkom als ik bij mezelf ben.”
Ik: “Zonder het woord ‘blijkbaar’.”
Cliënt: “Ik ben bang voor wat ik tegenkom als ik bij mezelf ben. Wow. Dat heb ik nog nooit zo uitgesproken.”
Ik: “En hoe is dat om te doen?”
Cliënt: “Ja, weird. Ik schop altijd in de rondte en nu niet. Wow. Toch minder eng dan ik dacht.”
Schrijfidee van een lezeres
Bovenstaand gesprek heeft niet als zodanig plaatsgevonden tussen een cliënt en mij, zoals dat voor de dialoogblogs wel gebruikelijk is. Ditmaal fantaseerde ik de dialoog op basis van een schrijfidee van een lezeres dat via deze site werd aangedragen:
‘Wat een heerlijk en pijnlijk raak artikel over autoriteitsproblemen. Ik kom zelf vaak ‘je bent niet bij jezelf’ tegen. En dat klopt. Ik ben overal behalve daar. Iets met focus? Iets met er niet heen willen? En wel in de rondte schoppen? Misschien is dit een herkenbaar hoogbegaafdenprobleem cq. onderwerp?’
De lezeres over het eindresultaat:
‘Alsof je écht een gesprek met me hebt gehad? Precies de antwoorden die ik had kunnen geven. Ik heb gewoon niks op te merken… ik vind het heel herkenbaar. Chapeau!’