Cliënt: “Nou, volgens mij heb ik helemaal geen kwaliteiten.”

Ik: “Jij denkt geen kwaliteiten te hebben? Als in: nul, compleet afwezig?”

Cliënt: “Ja, ik kán wel dingen, het is niet dat ik denk dat ik niets kan, alleen om dat nou kwaliteiten te noemen…dat…voelt…onterecht ofzo.”

Ik: “Onterecht…vertel?”

Cliënt: “De dingen die ik van nature goed kan, daar heb ik niets voor gedaan, die zijn er. Het voelt overdreven, gekunsteld, om die in populaire managementtaal tot kwaliteiten te bombarderen. Bovendien brengt de term zowel een intern als een extern onderscheid aan en dat strookt niet met het principe van gelijkwaardigheid. Ik vind het belangrijk om mensen, dingen, de wereld, holistisch en includerend te benaderen, met acceptatie voor alles wat we reduceren tot ‘mooi’ of ‘lelijk’.”

Ik: “Wat een gelaagd betoog. Oké, je noemt een aantal punten. Je ervaart in ieder geval weerstand om dat wat voor jou vanzelfsprekend is, een natuurlijk gegeven, om dat vanuit commercieel oogpunt positiever te kwalificeren.”

Cliënt: “Ja, dat lijkt me waanzin.”

Ik: “Waanzin…en wat is daarop tegen?”

Cliënt: “…?”

Ik: “Oké, je zei ook dat de term ‘kwaliteiten’ -of het denken in dergelijke termen, zo begrijp ik je- een intern en extern onderscheid aanbrengt. Hoe bedoel je dat?”

Cliënt: “Extern brengt het een onderscheid aan in relatie tot andere mensen. Door te zeggen dat ik de kwaliteit, ik noem maar wat, analytisch vermogen heb, luid ik per definitie een situatie in waarin de ander zich daaraan gaat afmeten, zoals we dat allemaal doen, ons vergelijken met anderen. ‘Heb ik dat analytische vermogen ook; en is dat dan minder, meer of hetzelfde? Ben ik dan wel goed genoeg, net zo goed, beter?’ enzovoort.”

Ik: “Ben je je bewust van de aannames die in deze gedachtegang zitten? ‘De ander gaat zich afmeten, we doen dat allemaal’. Ik hoor er ook in dat je dat een ongewenste situatie vindt.”

Cliënt: “Ja, dat klopt, er is al genoeg competitie, afwijzing en uitsluiting in de wereld. En dat iedereen zich aan elkaar afmeet, dat is een feit, dat is de realiteit.”

Ik: “Van wie?”

Cliënt: “Wat bedoel je?”

Ik: “Wiens realiteit is dat? En neem de tijd om je antwoord te overwegen. Dat snelheid een kwaliteit -oeps- van je is, dat is overduidelijk, dus waak ervoor dat je snelle denken je niet in een tunnelvisie brengt. Wiens realiteit beschreef je net?”

Cliënt: “…ja oké, dat kan alleen maar die van mijzelf zijn…maar ik zie wel veel dezelfde dynamiek om mij heen en die herken ik ook in de politieke en sociale problemen in veel andere landen.”

Ik: “Dat je scherp bent in je waarnemingen, dat je sensitief bent ver buiten je directe leefwereld, en empathisch richting anderen, daar wil ik niets aan afdoen.”

Cliënt: “Oké.”

Ik: “Terug naar jouw realiteit, of jouw beleving ervan. Vertel eens meer over de associaties die je hebt bij de vergelijkingssituaties die je net beschreef, wat zijn je ervaringen daarmee?”

Cliënt: “Nou, ik werk als ziekenhuisverpleegkundige op de SEH (Spoedeisende Hulp, red.) en in het ziekenhuis is de samenwerking van diverse specialisaties van groot belang. Tussen die professies zijn de cultuurverschillen echter enorm. In alle hogere lagen -de specialisten, internisten, chirurgen- is competitie op basis van competenties zeer geaccepteerd. Elkaar aftroeven, willen winnen, de beste zijn, enzovoort. Tussen verpleegkundigen onderling is dat echter not done. Harmonie, gezamenlijkheid, saamhorigheid, het teamgevoel, dat heeft allemaal voorrang. Waag het niet om af te wijken…”

Ik: “Je rolt met je ogen…”

Cliënt: “Pffff ja, het benauwt me.”

Ik: “Vertel eens wat je hebt meegemaakt met je directe collega’s.”

Cliënt: “Zodra iemand z’n nek uitsteekt, met een nieuw idee komt, voel je de spanning in de groep toenemen. Er wordt iets van gevonden, je hoort ze gewoon denken ‘oh kijk haar nou, doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg’. Dat wordt overigens ook letterlijk gezegd, achter je rug om of tussen neus en lippen door. Niet alleen bij mij, ook bij andere collega’s. Ik wil me daar niets van aantrekken, ik blijf wel met mijn ideeën komen, ik blijf betrokken en initiatieven nemen, maar ik betaal er een sociale prijs voor. En dat is zwaar.”

Ik: “Zo, een complexe situatie, zo begrijp ik je, waarin elke keuze niet geheel bevredigt. Je hebt het vermogen om een opvallende positie in te nemen in de groep, alleen je positie wordt nog niet geaccepteerd.”

Cliënt: “Klopt, er is altijd wel een controlerende reactie, soms in een quasi positief jasje, iets van ‘haha, onze Sheldon heeft weer een briljante ingeving’, maar ook dat voelt niet goed…een stereotypering waarin ik niet als Amber, maar hoogstens als een persiflage, een TV-nerd, boven het maaiveld mag uitsteken.”

Ik: “Een intens krachtenveld…dat roept vast een mengeling aan gevoelens op…?”

Cliënt: “Ja, het is sowieso bloedfrustrerend. En het maakt me onzeker, over mezelf, ik weet me geen houding te geven en dan baal ik weer van mezelf dat ik zo stoïcijns of juist verlegen reageer. En ik moet ook toegeven dat ik mijn collega’s veroordeel om hun blijkbaar lage standaarden. Hmmmm…dat klinkt heel naar.”

Ik: “Ah, dit is een pittige gewetensstrijd zo zie ik aan je… Laten we de verwarring die je ervaart, de soep van gedachten en emoties, eens ontleden. Je begon met te zeggen dat jij geen kwaliteiten hebt, en daarna, genuanceerder, dat je wel kwaliteiten hebt, maar frictie ervaart in de erkenning ervan, zowel door anderen als door jouzelf. Herken je dat?”

Cliënt: “Ja, die erkenning, dat klopt, maar ook door mijzelf?”

Ik: “Zit daar niet de pijn? Vanwaar raakt andermans erkenning of gebrek daaraan jou dusdanig dat we het er hier vandaag over hebben? Ah, dit raakt je…”

Cliënt: “…(*huilt en veegt verwoed de tranen weg die blijven komen*)…sorry hoor, ja waar het om gaat, is da…”

Ik: “Misschien even niet praten nu…?”

Cliënt: “…(*slikt en slikt en slikt*)…”

Ik: “…”

Cliënt: “…het zat eraan te komen…”

Ik: “Vind je het fijn als ik je interne bewegingen en de mogelijke perspectieven wat nader probeer te duiden zodat je je eraan kunt spiegelen, terwijl je ondertussen je verdriet een beetje meer de ruimte geeft dan je gewend bent om te doen?”

Cliënt: “Ja, dat is goed…anders is het zo stil.”

Ik: “Oké. Je verdriet vraagt nu om jouw aandacht, jouw erkenning. Je werkomgeving brengt dat verdriet aan het licht, in samenhang met de frustratie en onzekerheid zoals je die zelf al benoemde. Om aan je behoefte van erkenning tegemoet te komen, kun je dit moment gebruiken om jezelf die erkenning te geven. Onderschat die waarde niet. Het verdriet brengt je in een intiemer contact met jezelf, het maakt je stiller en in die stilte is nu pijn voelbaar. Dat is niet per se een prettige ervaring, maar wel nodig of in ieder geval wenselijk in je ontwikkeling.
Je weerstand tegen -het woord- kwaliteiten begrijp ik vanuit dit intiemere perspectief als een behoefte aan liefde, aan rust, aan zorg, aan ontspanning. Een emotionele, menselijke behoefte om geliefd te worden, geaccepteerd om wie je bent inclusief al je capaciteiten, normaliteiten en abnormaalheden. In wat je eerder zei, hoor ik ook je wens om die liefde en acceptatie te kunnen betonen aan andere wezens. Tegelijkertijd ervaar je de behoefte om jouw potentie te mogen uitleven, te mogen excelleren zonder daarop afgerekend, afgewezen, te worden. Je wilt verbinding kunnen ervaren met anderen, zonder de verbinding met jezelf te verliezen. Je wilt autonoom zijn, zonder sociaal te worden uitgesloten. Klinkt dit enigszins waarachtig voor jou?”

Cliënt: “Ja, ik zou mezelf willen zijn, zonder angst en onzekerheid.”

Ik: “En de schijnbare paradox is dat die ontwikkelingswens nu vraagt dat je jezelf accepteert inclusief angst en onzekerheid. Dit gaan we nog nader bevragen en onderzoeken. Bijvoorbeeld vanuit het perspectief van je persoonlijke historie: je gezin van herkomst en hoe jij daarin met jouw sensitieve interne constitutie bent geprogrammeerd, waarmee ik niet wil zeggen gedetermineerd. In samenhang daarmee gaan we kijken naar je gedachten en emoties, je afweermechanismen, je communicatie, de ‘fit’ tussen jou en je werkomgeving, misschien goed om ook naar faalangst en zingeving te kijken, en naar je identificatie met gedachten en emoties. Het thema gelijkheid en gelijkwaardigheid is ook nog een dingetje denk ik…”

Cliënt: “Een dingetje, ja haha… Bedankt, ik vond dit heel fijn, het is niet alleen mentaal, het is breder, het verliep heel natuurlijk.”

Ik: “Bedankt voor je super kwalitatieve inbreng…!”

Kwaliteiten

Deze conversatie is gebaseerd op de vragen, ontwikkelingswensen en feedback van diverse cliënten

© Tekst Ilona Kuis van Begeleiding in bewustwording | Redactie Alice K. Burridge van Green Writing | Beeld via Unsplash | Stichting Hoogbegaafd!