We komen het in veel gebouwen tegen. Functioneel gezien is het een plek om doorheen te lopen, eventueel spullen in op te slaan. Zo nu en dan zetten we er een mens neer. De gang.
Het zijn meestal dezelfde kinderen die er terug te vinden zijn, om uiteenlopende redenen. De daadwerkelijke oorzaak is in alle gevallen hetzelfde: de opvoeder of leraar kon niet omgaan met het gedrag dat vertoond werd. Om van het gevoel van onmacht af te komen, wordt er gekozen voor de ‘makkelijke weg’: de oorzaak van dat gevoel elimineren uit de omgeving. De gang wordt naast doorgang en opslagruimte een strafplek.
De rest van de klas (of het gezin, ‘de gang’ wordt in huiselijke sfeer ook ingezet) kan verder gaan waar ze gebleven waren. Alsof er niks is gebeurd. Maar de persoon die buiten de groep is geplaatst kan dat niet.
Tijdelijke oplossing
Een ‘probleem’ wegschuiven en uit het zicht halen wekt de illusie dat het is opgelost. Voor de groep is ‘het probleem’ inderdaad even weg. In werkelijkheid is het uitstel van het daadwerkelijk afhandelen. Omdat mensen die als ‘probleem’ zijn gelabeld steeds sneller als probleem worden aangemerkt, terwijl de daadwerkelijke afrekening met dat wat er achter ligt verder voor ons uit wordt geschoven. Het sneller reageren komt doordat onze tolerantiegrens steeds lager wordt. Zin in een experimentje?
Prik je partner eens hard in de zij. Grote kans dat zhij dit niet leuk vind. Maar, omdat je zoiets normaal niet doet wordt het je redelijk gauw vergeven. Doe dit nog eens en je partner zal al een stuk minder vergevingsgezind zijn. Blijf het herhalen en je zal redelijk snel merken dat alleen wijzen of te dicht in de buurt komen al een snauw op zal gaan leveren.
De kracht van anticiperen
Hoe dit komt? Het is de kracht van anticipatie. Eenzelfde reactie als de honden van Pavlov (Wikipedia) waarmee de pavlovreactie zo bekend is geworden. Laat een belletje rinkelen en geef de hond iets lekkers. Al gauw zal het geluid worden geassocieerd met iets lekkers, de lichamelijke reactie op de bel is dan zonder het lekkers hetzelfde als met het lekkers.
Een vergelijkbare reactie hebben we op negatief gedrag. Als je het experimentje hebt uitgevoerd zal je dit hebben gemerkt. Uiteindelijk wordt de uitgestoken vinger of zelfs je nabijheid geassocieerd met het prikken.
Bij een relatie tussen opvoeder en kind werkt dit twee kanten op. Aan de ene kant de opvoeder die steeds eerder het gedrag en de lichaamstaal van het kind als problematisch zal aanmerken. Aan de andere kant het kind dat steeds meer zaken op zichzelf zal betrekken, ook als reacties van de opvoeder niet naar of aan het kind gericht zijn. Er ontstaat een vicieuze cirkel.
Je hebt een voorbeeldpositie
Opvoeders zijn uiteraard ook mensen en ook zij kunnen minder handig reageren in bepaalde situaties. Dit is echter geen excuus om zulke situaties door te laten lopen. Zeker wanneer het professionele opvoeders betreft zoals juffen en meesters. Zij hebben meer levenservaring dan kinderen en zouden moeten beschikken over een beter relativeringsvermogen. Daarnaast is hun verantwoordelijkheid over de algehele situatie groter door de machtspositie die ze bekleden. With great power comes great responsibility.
Alle opvoeders hebben een voorbeeldpositie, of ze dit zich beseffen of niet. Kinderen zien de volwassenen als leiders en willen graag net zo zijn als hen, willen graag lief gevonden worden. Wanneer iemand in zo’n voorbeeldpositie een ander wegstuurt vanwege het niet gedragen volgens een bepaald verwachtingspatroon, wordt de indruk gewekt dat dit oké is en je er alleen ‘bij hoort’ als je wel aan dat verwachtingspatroon voldoet. Het laat zien dat anderen je er niet bij willen hebben als je niet precies doet wat er van je verwacht wordt.
Klinkt dat erg overdreven? Het is het helaas niet. De manier waarop we ons gedragen, zeker hoe kinderen zich gedragen is aangeleerd. Naarmate je ouder wordt, ontwikkel je het vermogen om te relativeren, te reflecteren. De beste manier om dit te ontwikkelen is als je begeleid wordt. Dat de mensen in een voorbeeldpositie je bij de hand durven nemen, je gedrag en gevoelens met je bespreken. We leren immers het best van mensen die de kennis al hebben of tenminste bereid zijn samen met ons de kennis op te doen. Zodra we dat belangrijke proces negeren en ongewenst gedrag afstraffen door het kind buiten de groep te plaatsen, zien we het niet langer voor wat het is: een symptoom.
Kans op pesten wordt vergroot
We willen er allemaal graag bij horen met het gevoel onderdeel te zijn van onze omgeving. Ons omringen met mensen die het beste met ons voor hebben, ons lief hebben. Daar buiten geplaatst worden zonder begeleiding, alleen gelaten met je gedachten is een vreselijke straf. Het ondermijnt zelfvertrouwen, hoe goed bedoeld het wegsturen ook is.
Naast dat het een impact heeft op de opvoeder en het kind, laat het wegsturen ook een indruk achter op de rest van de aanwezigen. Het laat zien dat wegsturen een middel is dat ingezet kan worden als iemand iets doet dat ons niet aanstaat. Uiteraard zijn er situaties waarin dit zeker het geval is, maar die nuance leren kinderen er niet bij. Het ene moment spreken we ze aan als ze een klasgenoot actief negeren of buitensluiten op de speelplaats, het andere moment wordt een (dezelfde?) klasgenoot de gang op gestuurd voor het verstoren van de les.
Uit het oog, uit het hart?
Een ‘probleem’ negeren of wegsturen is een schijnoplossing. Op de lange termijn maakt het dat wat er gaande is juist groter. Op de korte termijn doet het niks, het schuift het probleem op. Het zal de schijn opwekken dat er voor dat moment iets is gedaan. Je hebt niet ‘over je heen laten lopen‘ en dat kan – zeker in onze huidige maatschappij – een gevoel van victorie opwekken. Je aandeel in het geheel is echter een stuk minder positief. Terwijl je verder gaat met waar je mee bezig was, zit dat ene persoontje geïsoleerd van de groep het gevoel te hebben niet geliefd te zijn. Boos te zijn op zichzelf, dat het (weer) verkeerd is gegaan. Boos te zijn op anderen. Nadenken over wat er is gebeurd? Absoluut. Maar niet op de reflecterende manier waarop we denken dat zo’n afzondering teweeg brengt. We hebben namelijk actieve begeleiding nodig om niet vast te gaan zitten in zelfdestructieve gedachten.
Bestaan er dan helemaal geen mensen die afzondering nodig hebben? Natuurlijk wel. Net als dat er mensen zijn die juist door drukte om zich heen tot rust komen. Het verschil in zelf die afzondering opzoeken en ertoe gedwongen worden is echter ontzettend groot. Niemand doet graag dingen onder dwang. Afzondering, tijd met alleen met je eigen gedachten, kan door dwang een negatieve associatie krijgen terwijl het tegelijkertijd iets ontzettend krachtigs kan zijn, mits je er zelf voor kiest.
Behavioristische samenleving
Het de gang op sturen op zichzelf is ook een symptoom van een klein onderdeel van een samenleving die graag doet alsof het leven maakbaar is, een behavioristische instelling waarin ongewenst gedrag als een slechte eigen keuze gezien wordt, een gedachtegang die meestal alleen geldt voor anderen. Eigen ongewenst gedrag wordt linksom of rechtsom goed gepraat, zo lang een ander het maar niet doet. Hierdoor wordt het uitsluiten des te meer bizar: we straffen een ander voor gedrag dat we onszelf niet verwijten.
“Children don’t just need to be loved; they need to know that nothing they do will change the fact that they’re loved. They require reassurance that their “lovability” isn’t in question, which is another way of talking about self-esteem.”