Ik heb me altijd gerealiseerd dat mijn verhoogde intelligentie een gift is, een soort magisch cadeau dat ík om de een of andere reden heb gekregen, en dat het iets heel bijzonders is. Desondanks probeer ik het altijd zoveel mogelijk achterwege te houden. Niet iedereen hoeft het te weten.
Mijn IQ is mijn kleine geheimpje. Dat heeft ook zo zijn reden. Lang, lang geleden moest ik elke zondag met mijn ouders mee naar de kerk. In het kader van ‘we houden de kinderen bezig’ werden alle aanwezige kinderen op een gegeven moment naar voren geroepen. Hier hielden ze een klein praatje met de dominee, om vervolgens in de consistorie te verdwijnen. De dominee stelde altijd vragen. Vragen over de Bijbelteksten, over de personages in de verhalen, en over het geloof. Ik, de leergierige boekenwurm die ik was, wist de verhalen praktisch na te vertellen, en dus beantwoordde ik elke vraag van de dominee. Na de derde of vierde vraag vroeg de dominee aan mij: “Zo, zo. Hoe weet jij zo veel?” En kleuter-Erik reageerde zonder blikken of blozen met: “Want ik ben hoogbegaafd.”
Achteraf weet ik dat het bulderende gelach van de gemeente er een van vertedering was. Indertijd, echter, hoorde ik alleen maar honderden mensen lachen om mij. Ik ben huilend weggerend, en sindsdien heb ik mijn gift grotendeels verzwegen. Noem het een miniatuur-jeugdtrauma.
Tegenwoordig zijn de wonden veelal geheeld. Als het nu ter sprake komt, zorg ik ervoor dat men weet dat ik het liever niet zeg – “Ik houd niet van opscheppen.” of “Ik wil niet arrogant overkomen.” Maar als de informatie eenmaal bekend is, dan zie ik vaak een verschuiving in de houding van mijn collegae. ‘Ah, mooi, we hebben een slimme. Hoef ik lekker minder te doen!’ De mens is nou eenmaal liever lui dan moe.
Geloof het of niet, waarde medestudenten, maar ook ik loop soms vast. Mijn hersenen bieden mij toegang tot geweldige dingen, maar mijn autisme sluit nou juist weer wegen af die voor iedereen makkelijk te bewandelen zijn. Het schrijven van een belangrijke e-mail. Het organiseren van een vergadering. Het beginnen met een taak zonder een volledige en ondubbelzinnige uitleg over hoe en wat. Het gaat steeds beter, maar dit zijn dingen waar ik nog altijd veel moeite mee heb.
“Ah kom op, jij bent toch de slimme hier?” klinkt het dan vaak uit de mond van een achteroverleunende, Dumpert-bekijkende collega. Blijkbaar begrijpt men niet dat ook intelligente mensen tegen dingen aan kunnen lopen. Als ik iets niet kan, dan verdien ik blijkbaar het hoogbegaafdheidslabel niet. Alsof dat te ‘verdienen’ is.
Enkele maanden geleden gaf ik een voorlichting aan een groep middelbare scholieren over studeren met een label – in dit geval betekent ‘label’ hetzelfde als ‘enige indicatie, van autisme tot hoogbegaafdheid en van schizofrenie tot manische depressie’. Tijdens de vragenronde kwam de slimme vraag: “Moet ik eigenlijk wel vertellen wat ik heb?” Over deze vraag heb ik lang moeten nadenken, maar met het oog op de tijd reageerde ik met het nietszeggende “Dat is je eigen keuze.” In de weken daarna heb ik meerdere malen lopen ijsberen over het antwoord op die simpel ogende vraag. Moet je dat eigenlijk wel willen?
Het is zo’n vraag zonder duidelijk antwoord. Wat ik tijdens mijn seminar antwoordde gaat alsnog enigszins op: het hangt af van je eigen voorkeur. Waar je zelf meer waarde aan hecht. Zoals zoveel dingen in het leven, heeft het voordelen en nadelen. Maar waarom zou je precies vertellen wat er op je label staat? Dat is een label dat op jou geplakt is, niet wie jij bent. Waarom zou je niet in plaats van “Ik ben hoogbegaafd” bijvoorbeeld zeggen “Ik ben een erg logisch persoon, gericht op kennis. Ik denk in oplossingen, en vind deze vaak sneller dan anderen.” Dit schrikt mensen niet af, neemt de nadelen van een label weg, en staat ook nog leuker op je CV! Dus, als ik die vraag nogmaals zou mogen beantwoorden, zou ik zeggen: “Zeg niet wat je hebt, zeg wie je bent!”