“Die tosti is van mij!”

We waren neergestreken op een terrasje op de Veluwe tijdens een tweedaagse fietstocht. Mijn zoontje van 3 jaar, Marijn, zat tijdens de tocht achterin het fietskarretje. De twee wat oudere kinderen van de vriendin met wie ik op pad was fietsten zelf.

Als alleenstaande moeder zat ik financieel nogal krap, dus mijn vriendin trakteerde ons onderweg op een lunch. Marijn kreeg een tosti in twee helften en begon daar van te smullen. Al snel hadden wij allemaal onze lunch al op, maar Marijn schoot niet echt op. Omdat we allemaal nog een beetje trek hadden stelde mijn vriendin voor om de tweede helft van Marijns tosti onderling te verdelen. Marijn zou die toch niet op kunnen. Het voelde voor mij niet goed: ik wist dat je Marijn niet de tosti af kon pakken die hem toebedeeld was, ook al zou hij hem misschien niet eten. Maar mijn vriendin had nog honger en had ook die tosti betaald, en misschien had ze ook wel gelijk dat Marijn dat maar gewoon moest accepteren, dus ik stemde in.

De gevolgen waren verschrikkelijk. Marijn begon te brullen en stopte niet meer. Hij was ontroostbaar. Ik sjorde hem in het fietskarretje en we vervolgden onze tocht naar Utrecht. Tijdens dat uur fietsen bleef Marijn onophoudelijk gillen en trappen tegen het karretje. Eenmaal in Utrecht aangekomen was het nog niet opgehouden.

Ik woon in Amsterdam en wij gingen verder naar huis met de auto. Marijn was niet de auto in te krijgen, rukte de riem steeds los, tot we hem uiteindelijk met vereende krachten in het stoeltje zetten, de riem met duct tape vast snoerden en ook de hendel van de autodeur dicht moesten plakken omdat Marijn deze steeds opentrok. Eenmaal thuis kwam hij eindelijk tot bedaren.

Een paar jaar later

Nu is Marijn bijna zeven jaar. Een paar maanden terug vertelde hij mij en mijn huidige vriend opeens meerdere malen dat hij dood wilde. Ik schrok en ging voor het eerst van zijn leven hulp zoeken. We kwamen bij een psycholoog die me doorverwees om hem te laten checken op autisme. Ik herkende daar wel wat van, want Marijn had altijd veel duidelijkheid nodig en elke stap die we namen overlegde ik van te voren met hem.

Ik legde dit voor aan de juf van groep drie, waar hij nu in zit, en die kwam met een boek aanzetten over hoogbegaafdheid. Natuurlijk wist ik wel dat Marijn een pienter jongetje was, maar zo een Einstein was hij toch echt niet hoor. Ik begon te lezen en het was een en al herkenning. Via school kwam ik bij een andere psychologe terecht die zijn IQ testte. Dit bleek 145+ te zijn en met alle andere factoren erbij kon toch zeker de conclusie hoogbegaafd getrokken worden. Ook de tijdelijke doodswens is daarvan een bekend verschijnsel.

Zware jaren

Alle puzzelstukjes vielen op hun plek. De jonge jaren van Marijn waren zo zwaar geweest. Alle woedeaanvallen die hij had gehad. Met veel geduld had ik mijn eigen handleiding kunnen vinden om met hem om te gaan. Ik besprak alles van te voren, ik bleef duidelijk en consequent en mijn essentiële motto werd ‘als ik iets beloof dan doe ik dat’. Dat gold zowel voor de dagelijkse en leuke dingen als voor de minder leuke consequenties waar ik mee dreigde. Nee was nee en ook al leverde het dan weer een woedeaanval op van een paar uur, ik gaf niet toe. Ik bleef wel bij hem, ik liet hem weten dat ik er voor hem was. Ik aanvaardde zijn woede en steunde hem in zijn verdriet, maar het bleef nee.

Aan de andere kant voelde ik me vaak opgelaten als er een rij achter me stond in de winkel en Marijn eindeloos deed over het muntje in het karretje doen. Ik had hem tenslotte gezegd dat hij het mocht doen en wist goed wat het gevolg was als ik daarvan af zou wijken. Of ik voelde het oordeel van anderen als hij de deur open wilde maken en we allemaal moesten wachten, ik met hem uitgebreid besprak wat we wanneer gingen doen, ik hem liet mee bepalen, ik me door hem liet overtuigen toch af te wijken van een regel omdat ik vond dat hij gelijk had, ik braaf met hem precies tegelijk de autodeur dicht deed, want dat was de gewoonte, daar kon ik niet zomaar van afwijken. Het kon wel, maar dan moest ik dat ruim van te voren aankondigen.

Ik kreeg te horen dat ik hem in de watten legde, teveel ruimte gaf. Diep van binnen wist ik dat ik het goed aanpakte met hem, maar toch twijfelde ik vaak door de sociale druk die ik voelde, de oordelen. Maakte ik een verwend kind van hem? Bij anderen gedroeg hij zich vaak voorbeeldig, maar eenmaal thuis kwam de emotie dan in dubbele kracht eruit. Als ik het probleem van zijn dagelijkse huilbuien aan het consultatiebureau voorlegde kreeg ik te horen dat ik consequent moest zijn. Dat was ik. Maar hoe consequent ik ook was, Marijn zat ook zichzelf in de weg en kon zich tot zijn eigen frustratie nog niet altijd goed uiten. Als hij vroeg om het blauwe bordje en ik hem dat gaf, kon hij zich wanhopig op de grond storten omdat hij het rode bordje wilde. Hij begon zich zelf ook pijn te doen, sloeg dan met zijn handen op de grond en riep ‘mama, ik heb au’. Wou ik hem dan een kusje geven of troosten dan begon hij te gillen dat het niet mocht. Zelf werd ik ook af en toe wanhopig: dan zat ik met hem mee te huilen op de grond.

Ruimte geven aan het zelfvertrouwen van mijn zoon

Toch wierp mijn zelfgemaakte handleiding uiteindelijk zijn vruchten af. Marijn is nu een doorgaans vrolijke, enthousiaste en sociaal vaardige jongen. Hij heeft geen heftige woedeaanvallen meer, heeft vertrouwen in zichzelf en ik zie en voel dat hij een stevige basis heeft. Ik ervaar dat de ruimte die ik hem gaf om zich te uiten essentieel voor hem was om zich vanuit zijn eigen gevoel te kunnen ontwikkelen en bij zichzelf te kunnen blijven.

In de boeken die ik nu lees vind ik de erkenning voor mijn aanpak.

“Benader je hoogbegaafde kind vanuit een positie van gelijkwaardigheid, geef het inspraak in het dagelijkse leven, ook al gaat dat misschien rechtstreeks in tegen de opvoedingsprincipes van buitenstaanders. Betrek je kind bij het maken van plannen en afspraken, geef het een zekere mate van keuzerecht en je leven zal er een stuk aangenamer op worden.”

Kieboom T, 2015. Hoogbegaafd; Als je kind (g)een Einstein is (2e editie). Lannoo,Tielt, Belgie. p. 186.

Nu weet ik zeker dat mijn intuïtie goed zat: een tosti die je een hoogbegaafd kind geeft kan je niet zomaar afpakken. Dat tast het rechtvaardigheidsgevoel van mijn kind in diepe mate aan.

Nieuwe uitdagingen

Marijn loopt nu weer tegen nieuwe uitdagingen aan op school. Hij verveelt zich, voelt zich soms gepest, vindt het te zwaar om de hele dag tussen de kinderen te zijn. Maar nu we alles nog beter kunnen plaatsen en ik van de omgeving ook begrip krijg, kunnen we daar adequate oplossingen voor verzinnen. De docenten denken hard mee en ik ben blij dat er ondertussen veel bekend is over hoogbegaafdheid en het erkend en gezien wordt. En ik durf weer op mijn intuïtie te vertrouwen en Marijn de begeleiding, liefde en aandacht te geven die hij nodig heeft.

© Tekst Edith | Redactie Alice K. Burridge van Green Writing | Beeld via Unsplash | Stichting Hoogbegaafd!